Definities van Prisma Groot Woordenboek Nederlands in de Ensie N
- natellen
- nathals
- natie
- natiolect
- nationaal
- nationaalsocialisme
- nationaalsocialist
- nationaalsocialistisch
- nationalisatie
- nationaliseren
- nationalisme
- nationalist
- nationalistisch
- nationaliteit
- nationaliteitsbeginsel
- nationaliteitsgevoel
- native speaker
- natives
- nativiteit
- natje
- natmaken
- NATO
- natrappen
- natrekken
- natrekking
- natrium
- natriumbicarbonaat
- natriumcarbonaat
- natriumchloride
- natriumlamp
- natron
- natronloog
- natscheerder
- natscheren
- natten
- nattevingerwerk
- nattig
- nattigheid
- natura
- naturalisatie
- naturaliseren
- naturalisme
- naturalist
- naturalistisch
- naturel
- naturisme
- naturist
- natuur
- natuurbad
- natuurbehoud
- natuurbescherming
- natuurboter
- natuurconstante
- natuurdrift
- natuurgeneeskunde
- natuurgeneeswijze
- natuurgenezer
- natuurgetrouw
- natuurgevoel
- natuurhistorisch
- natuurijs
- natuurkracht
- natuurkunde
- natuurkundig
- natuurkundige
- natuurlijk
- natuurlijkerwijs
- natuurlijkheid
- natuurmens
- natuurmonument
- natuuronderzoeker
- natuurpad
- natuurproduct
- natuurramp
- natuurrecht
- natuurreservaat
- natuurschoon
- natuurstaat
- natuursteen
- natuurstudie
- natuurtalent
- natuurtechniek
- natuurverschijnsel
- natuurvolk
- natuurvorser
- natuurvriend
- natuurwacht
- natuurwachter
- natuurwet
- natuurwetenschap
- natuurwetenschappelijk
- natuurzijde
- nautiek
- nautilus
- nautisch
- nauw
- nauwelijks
- nauwgezet
- nauwkeurig
- nauwkeurigheid
