Definities van Prisma Groot Woordenboek Nederlands in de Ensie N
- nachtwerk
- nachtwinkel
- nachtzoen
- nachtzuster
- nachtzwaluw
- nacijferen
- nacompetitie
- nadagen
- nadarafsluiting
- nadat
- nadeel
- nadelig
- nadenken
- nadenkend
- nader
- naderbij
- naderen
- naderhand
- nadien
- nadienst
- nadir
- nadoen
- nadorst
- nadragen
- nadruk
- nadrukkelijk
- nadrukken
- nadrukteken
- nadruppelen
- nafluiten
- nafta
- Nafta
- naftaleen
- nagaan
- nagalm
- nagalmen
- nageboorte
- nagedachtenis
- nagel
- nagelbed
- nagelbijter
- nagelborstel
- nagelen
- nagelgarnituur
- nagelkaas
- nagelkruid
- nagellak
- nagelnieuw
- nagelolie
- nagelriem
- nagelschaar
- nagelvast
- nagelvijl
- nagelwortel
- nagenoeg
- nagerecht
- nageslacht
- nageven
- nagewas
- nagras
- naheffing
- nahouden
- nahupje
- naïef
- naïeveling
- naïveteit
- naja
- najaar
- najaarsbloem
- najaarsopruiming
- najaarsschoonmaak
- najaarsstorm
- najaarstinten
- najade
- najagen
- najouwen
- NAK
- nakaarten
- naken
- nakend
- nakie
- nakijken
- naklank
- nakomeling
- nakomelingschap
- nakomen
- nakomertje
- nalaten
- nalatenschap
- nalatig
- nalatigheid
- naleven
- naleveren
- nalezen
- nalopen
- nam
- nam.
- namaak
- namaaksel
- namaken