Definities van Prisma Groot Woordenboek Nederlands in de Ensie G
- groot
- Groot-Nederlands
- grootbedrijf
- grootbeeld
- grootbeeld-tv
- grootboek
- grootbrengen
- grootdoen
- grootdoenerij
- grootgroeien
- grootgrondbezit
- grootgrondbezitter
- grootgrutter
- groothandel
- groothandelaar
- groothartig
- grootheid
- grootheidswaan
- grootheidswaanzin
- groothertog
- groothertogdom
- groothoeklens
- groothouden
- grootindustrie
- grootinquisiteur
- grootje
- grootkapitaal
- grootkruis
- grootloge
- grootmacht
- grootmajoor
- grootmaken
- grootmama
- grootmeester
- grootmeesterresultaat
- grootmetaal
- grootmoeder
- grootmoederlijk
- grootmoedig
- grootmogend
- grootoctavo
- grootofficier
- grootoom
- grootoor
- grootoosten
- grootouders
- grootpapa
- groots
- grootschalig
- grootscheeps
- grootsheid
- grootspraak
- grootspreken
- grootspreker
- grootsprekerij
- grootstad
- grootsteeds
- groottante
- grootte
- grootvader
- grootvaderlijk
- grootverbruik
- grootverbruiker
- grootverdiener
- grootvizier
- grootvorst
- grootvorstendom
- grootwarenhuis
- grootwinkelbedrijf
- grootzegel
- grootzegelbewaarder
- grootzeil
- groove
- gros
- groslijst
- grosse
- grosseren
- grossier
- grossierderij
- grossieren
- grosso modo
- grot
- grote
- grotelijks
- grotelui
- grotemensenwerk
- grotendeels
- groterdanteken
- grotesk
- groteske
- groupie
- groupware
- grovelijk
- gruis
- gruisthee
- gruizelen
- gruizels
- gruizen
- grundel
- Grünen
