Gepubliceerd op 21-06-2017

Ongelofeloos/onwaarschijnloos

betekenis & definitie

niet te geloven; dat is niet zeker. Grappige verbasteringen van ongelooflijken onwaarschijnlijkin de jongerentaai van de jaren tachtig en negentig. De uitgang -looslijkt in die kringen meer en meer ingeburgerd te raken ter vervanging van -lijk.Andere voorbeelden zijn onbehoorloos; onduideloos; onherroepeloosenz.

Ongelofeloos, wat een minne figuur. (Jan Kuitenbrouwer: Turbotaal. Van socio-babble totyup- piespeak, 1987)

Perfecto! Ongelofeloos! Mega! In jouw nieuwe Turbo-Popfoto ga jij, super-lezer, een heuse compact disc soundmachine scoren. (Popfoto, december 1987)

Dat was zo’n ongelofeloos gaaf feest. (Mare Hofkamp en Wim Westerman: Aso’s, Bigi’s, Crimi’s, 1989)