Gepubliceerd op 21-06-2017

Ome

betekenis & definitie

1. - Gerrit,Bargoense ben. voor een priester, pastoor. Sterk pejoratief. Herkomst onbekend.

Daar zongen ze, met voetgestamp begeleid, de deun van ‘blonde Mientje’, nou juist eens lekker hard, nu er een officier zich hees stond te schreeuwen en die ‘ome Gerrit’ al in de zaal was. (Piet Bakker: Cis de Man, 1947)

2. -Jaap,schertsende ben. voor het mannelijk lid.
3. -Jan,ironische ben. voor het pandjeshuis of de lommerd. Voorbeeld: mijn juwelen zijn bij ome Jan.Al in de 16de en 17de eeuw sprak men eufemistisch (want men schaamde zich voor zijn armoede) over Jan Oom.Willem Dirksz. Hooft schreef in 1630: ‘Wij selle nou beget hongeren moeten lieren, Of brengen tot “Jan Ooms” mantel en deuse klieren.’ Er zijn parallellen in andere talen. Vgl. Frans ma tante; Duits mein Onkel(in Oostenrijk TanteDorothé); Zweeds farbror‘vaders broer; oom’; Engels un- cle three halls.Engelse bronnen wijzen op de ‘rijke oom van wie men steeds geschenkjes krijgt’, als basis van deze uitdr. De Franse ben. zou onder invloed van het Nederlands of het Engels ontstaan zijn. Eén bron weet te melden dat chez ma tanteeen schertsende vervrouwelijking is van het in België al eerder gangbare mon oncle(in de zin van ‘geldschieter’).

In hedendaags slang is ome Janook een ietwat grappige ben. voor het mannelijk lid. Vgl. Duits OnkelJohannes,in dezelfde zin gebruikt sinds ca. 1950.

Het is toch niet de eerste keer, dat ik goed bij ome Jan gebracht heb! (Herman Heijermans: Kamertjeszonde, 1898)

Oom Jan = (Amst.) de bank van lening, Fr. ma tante. (Taco H. de Beer en dr. E. Laurillard: Woordenschat, 1899)

Denk eris om die jas van me man, die je naar Oome Jan (de lommerd) heb gebracht! (Justus van Maurik: Toen ik nog jong was, 1901)

... als wij roken, eten en drinken opgeven, onze kleren naar Oom Jan brengen en op een bankje in het park slapen, zullen wij het best kunnen uitzingen. (Leonhard Huizinga: Olivier en Adriaan, 1981) 4 - Kolenbrander,Rotterdamse ben. voor de gevangenis. Verwijst naar W. Colenbrander, ad- junct-directeur voor de Huisdienst van de nieuwe cellulaire gevangenis aan de Noordsin- gel te Rotterdam in de periode 1873 -1879. In de volksmond had men het al snel over baasof ome Kolenbrander,wanneer men het Huis van Bewaring bedoelde.

Als we daar op motte om lood te fazele, kan je je eige beter ineens gaan aanmelde bij Ome Kole- brander, dat spaart een ritje met de zespijper uit. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar, 1935)