Bargoens voor ‘herrie, drukte, praatjes’. Vooral in de uitdr. kaska- dee/etc. maken‘veel noten op zijn zang hebben; herrie schoppen’. Afgeleid van Frans gasconna- de‘snoeverij, bluf. Al bij Harrebomée. Eveneens vermeld door Koster Henke.
Chema-benie, maak jelui geen kasjkenaades ... (Israël Querido: Levensgang, 1901)
Wat heb je aan al die kaskonade? (Willem van Iependaal: De dans om de rinkelbom, 1939)