Gepubliceerd op 21-06-2017

Gebeiteld zitten

betekenis & definitie

in een gunstige positie, op rozen zitten. Net als het gelijkbeduidende gebakken zitten of gemetseld zittenopgekomen begin jaren zeventig. Ook hetzit/gaatgebeiteld‘het komt mooi in orde’.

Edgar wilde de blits maken. Als zo’n mooi stuk - waar vandaan - naar hém toe kwam omdat zijn verhaal en zijn foto in de krant stond, dan zat het gebeiteld! (Miep Diekmann: Total Loss, weetje- wel, 1973)

’t Gaat gebeiteld. (Ben Borgart: Blauwe nachten, 1978)

Nu zitje gebeiteld! (Rijk de Gooyer: Gereformeerd, 1981)

... ondertussen zitten wij aan het einde van de zomer weer gebeiteld. (Popfoto, februari 1987 De aandeelhouder zit gebeiteld. (J.A. Deelden Gemengde gevoelens, 1986)

... in mijn kringen zat je vroeger met een hoed van Ludmila gebeiteld... (Helga Ruebsamen: Op Scheveningen, 1988)

De eerste partij, die de sport adopteert, zit voorjaren gebeiteld. (Sport International, maart 1991)