Gepubliceerd op 21-06-2017

Eind (einde):

betekenis & definitie

1. alles heeft een -, een worst heeft er wel twee,gekscherend gezegd als vorm van troost. Overigens spreekt deze uitdr. voor zichzelf.

Een oud Chinees spreekwoord zegt: ‘Alles heeft een eind, behalve een worstje, dat heeft er twee.’ (Hans Moll: De hoeken van de ring, 1987)

2. het-e,gezegd van iets heel bijzonders (een boek, plaat, film enz.). Vaak geïntensiveerd tot het absolute einde.Ontleend aan Amerikaans slang endville, the living end.Opgekomen in de jeugdtaal van de jaren zestig, maar teg. volledig ingeburgerd in de algemene omgangstaal.

O, en die korte rokjes, vind ik helemaal het einde ... (Thea Beekman: Heremijntijd... wat een lastpost, 1973)

Welke theaterdirecteur met een dergelijke ramp voor de deur, staat met zijn gezelschap op het toneel te schmieren en gaat na afloop een gekke kaartspelende familie spelen? Dat was toch het einde! (Albert Mol: Het doek viel te vroeg, 1977)

Ga het land van A-ha zelf eens bekijken. Pak een trein, bus of een lift naar Denemarken met je rugzak en tent en steek in 41/2 uur over naar de Noorse zuidkust, naar Christiansand. Dat schijnt het absolute einde te zijn. (Muziek Express, oktober 1987

Zwarte nappaleren jasjes waren helemaal het einde. (J.A. Deelden Modern Passé, 1988)

3. het - van de tunnel is in zicht,zie tunnel.
4. over je-,dezelfde superlatiefwaarde als 2, maar van joodse origine. Bet. eigenlijk ‘zo mooi dat het na de dood nog zal bestaan’ (Endt en Frerichs).

Ik pakte haar dan bij haar stevige borsten. Over je einde. (Haring Arie: Tweede Boek, 1969)

... de soep was er ook over je einde. (Haring Arie: De Sarkast, 1989)