Gepubliceerd op 20-07-2020

Misselijk

betekenis & definitie

(Got. missa-leiks) is niet afgeleid van mis (z. d. w.); het is nl. een samenstelling van ’t oude missa = verschillend en lika = gedaante (zie Lijk) dus : een verschillende gedaante hebbende, zich niet gelijk blijvend. Dit was ook bij ons de oudste bet., bijv.: ,,Natuur is misselijk', den eenen geeft zij moed, den ander maakt zij vreesachtig”; vandaar: geneigd tot aarzelen, weifelen, twijfelen; kieskeurig: ,,Ik ben wat misselijk van me zelve: wat ik nog nooit heb gegeten, eet ik maar niet zoo dadelijk op”. — Vervolgens: veranderlijk, grillig, gemelijk, knorrig: „Zij klaagt over het misselijk humeur van haar vader”. — Hieruit ontstond de bet.: zich onwel gevoelend, vroeger in meer algemeenen zin, thans: aandrang hebbende tot braken.