Gepubliceerd op 20-07-2020

Luid

betekenis & definitie

(de d wijst er op, dat het adj. eig. een deelw. is) van den Idg. wt. kleu = hooren. Vandaar: geluid = klank. In de uitdrukking: naar luid van bet. luid hetzelfde: naar den klank, het woord van, evenals luidens: naar luid van; vgl. krachtens: uit kracht van. In luidruchtig is ruchtig afgeleid van roepen, zie Gerucht.