afl. op te van ’t oude lemen of lemmen, d. i. een gebrek toebrengen, dus: kwetsen, wonden; verwant met lam en belemmeren, zie die woorden. Vgl. ’t Mnl.: „Ende deen (= de een) ging den anderen lemen (= kwetsen, wonden, verminken) met groten slagen”. Hiervan lem (= gebrek); vgl.: „Helich man, sonder lem” = Heilig Man, zonder gebrek. — „De siecken ende gelemde, die eenich lidtmaedt in het oorloch verlooren hadden.” — En bij Vondel: „Zoo scheide ick onverleemt tot tweemael uit het zant.” — Leemte is dus: gebrek.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk