Gepubliceerd op 20-07-2020

Imker of ijmker

betekenis & definitie

afgel. van im, mime, dat nu eens bijenkorf (met de bijen; een zwerm, een volk), dan weer een bij zelf bet. Imker staat voor immer, d.i. bijen(korven)houder; de k is welluidendheidshalve ingelascht, vgl. bijker (= ook imker) en kooiker (kooienhouder, n.l. voor eenden).