Het veelvuldig voorkomen op akkers en vochtige zandgronden (ook op andere vochtige plaatsen zoals waterkanten) deed de plant de naam Akkermunt verkrijgen. De Latijnse soortnaam brengt dit tevens tot uitdrukking: arvénsis: akker bewonend.
Hoewel er kenmerkende verschillen tussen deze en de vorige soort bestaan, zijn ze voor een niet-kenner niet zó opvallend, dat men direct deze twee soorten als twee afzonderlijke aanziet. Daarom treffen we vaak dezelfde namen aan als bij de Watermunt.We noemen: Kroezemunt, Kruismunt, Kruizemunt, Paardeblei, Wilde balsem en Wilde munt. Evenals bij de vorige soort heeft zij ook namen als Broenen Berend, en wel in het graafschap Zutphen. In Zuid-Limburg heeft men eveneens namen die op de bruinrode kleur van de stengels en jonge bladeren duiden, en wel Broenheïlige of Bruinheilige: ‘vermits het voor de lieflijke reuk op feestdagen onder de kerk-bestroysels vermengt wierd.’ Ook deze soort stond in de belangstelling als geneeskruid, want het volgende versje geeft raad :
Bruinheilig is dien naam niet waard, Zo zij niet uitdrijft met een vaart De wormen uit de buik en maag Die daar aan strekken tot een plaag.