Gepubliceerd op 09-12-2019

Erýngium | Erýngium campéstre: Kruisdistel

betekenis & definitie

De meningen omtrent de afkomst van de geslachtsnaam Eryngium zijn niet eensluidend. Men schrijft dat hij is afgeleid van het Griekse eryganein, dat wil zeggen omhoog duwen, opstoten, vanwege de opstuwende eigenschap om winden en opgeblazenheid te verdrijven. Anderen menen dat de naam afkomstig is van het Griekse woord erygma: oprisping, in verband met de geneeskrachtige eigenschappen van de plant, of van erungion met welke naam oudtijds verschillende stekelige halfheesters aangeduid werden.

Theophrastus noemt de plant eryngos:geitebaard, vanwege de vele kleine worteldraden die de plant bezit en die het geheel aan een geitebaard zouden doen denken.

De soortnaam campéstre duidt op de groeiplaats en is afgeleid van campus: veld. De Nederlandse soortnaam Kruisdistel heeft niet alleen niets met een distel, maar ook niets met een kruis te maken. De toevoeging distel, ook bij andere volksnamen van deze plant, wil alleen attenderen op de stekelige bouw, vooral van de bladeren. De aanduiding kruis is een verbastering van kroesen in de betekenis van ruig, harig, en duidt op de hoedanigheid van deze stekelige plant (vergelijk Kruisbes, deze is ook ruig en behaard). Het kan ook, meent men, slaan op het gekrulde en verwarde aanzien van de plant. In Den Grooten Herbarius van 1514 heet de plant zowel Cruisdistelen als Croeschdistelen.

In de middeleeuwen spreekt men van Kraussdistel en in de Hortus sanitatis van 1543 treffen we de naam Krussdistel aan. De naam Donderdistel, zonder enige nadere aanduiding bij Heukels voorkomend, zal wel op een oud heidens gebruik terug te voeren zijn. De Germanen hadden namelijk de plant aan Donar, de god van de donder, gewijd. Zij hingen de plant op, om op deze wijze hun behuizingen en stallen tegen blikseminslag te vrijwaren. Maar dan moest de plant op het Midzomerfeest geplukt zijn. Later werd dit gebruik gekerstend en gebruikte men de kruisdistel ook om het huis vrij van boze geesten te houden. Wanneer er onweer of donder in aantocht was wierp men stukken van de plant in het haardvuur om zich op deze wijze tegen blikseminslag te vrijwaren.

De naam Onrust, voorkomend op Voorne en Beierland, is terug te voeren tot het volgende gebruik: men hing de Kruisdistel met de wortel naar boven aan een draad aan de zoldering, in het midden van de kamer. Door de opstijgende warme lucht, kreeg de hangende plant een draaiende of onrustige beweging, waarmede de naam Onrust tevens verklaard is. Men ging echter verder: zo lang de plant bleef draaien was men verzekerd dat boze geesten en heksen verre bleven; maar hing de plant stil dan was er een heks in huis, maakte men elkaar wijs. Het niet bewegen was bij anderen een teken dat er onweer in aantocht was. We bezitten een aantekening dat op Voorne en Beierland de plant als een soort vliegenvanger gebezigd werd door de plant aan de zoldering te hangen.

Gezien het feit dat de Kruisdistel vele bloemhoofdjes voortbrengt, is hem de naam van Centum caplt bezorgd, en wel door Plinius. Deze naam vinden we, vertaald, bij ons terug als Honderthoofden, oudtijds althans, want deze naam 126 schijnt niet meer voor te komen. De naam Wallendistel vinden we reeds in de vijftiende eeuw vermeld, omdat zij behalve aan zandige dijken en wegen en in droge graslanden ook op de wallen om de stad aangetroffen werd.

De naam Tuimeldistel, in Twente Tommeldistel, is goed gekozen en duidt op een juiste waarneming. Want in het najaar wanneer de plant uitgebloeid is, sterven de stengeldelen af en breken. Door de sterke najaarswinden worden niet alleen de losse delen, maar vaak ook de gehele plant al tuimelend over het veld gejaagd. Kan de naam Paardedistel, genoteerd voor noordelijk Overijsel, slaan op het eten van de plant door paarden, of op iets anders? We vinden namelijk bij Heukels de naam Merwortel; kan deze naam duiden in de richting van het Oudnederlandse woord meer, dat in vroeger tijd gegeven werd aan een merrie of een dekhengst?

Vanuit deze benaming wordt ons misschien de naam Paardedistel iets duidelijker. Werd de plant misschien gebruikt als middel om de bronst op te wekken? Zie hierover hieronder inzake andere gebruiken met dezelfde strekking.

Vroeger werd de plant evenals haar naaste verwant de Blauwe zeedistel (E. maritimum) in de geneeskunde aangewend; zowel de wortel als de bovengrondse delen. In de apotheek stonden die te boek als Radix et Herba Eryngii. Vooral de wortel is lang in gebruik geweest als middel bij huidziekten en tegen nierstenen. Dioscorides gaf de raad het aftreksel te gebruiken om de urinelozing of de menstruatie te bevorderen, en winderigheid en opgeblazenheid te verdrijven.

De vrouwen legden indertijd de plant onder de lakens van hun echtgenoten opdat deze hun gaden meer zouden liefkozen. Hierop duidt de Duitse vo'ksnaam Mannstreu. Bij Plinius vinden we iets dergelijks opgetekend, maar iets anders geformuleerd. Hij schrijft dat de mannen Erygeron bij zich moeten dragen, want dan hebben zij een niet te weerstane aantrekkingskracht op de vrouwen. Zo vinden we bij O. Brunfels (1532) het volgende opgetekend: vele mensen zeggen dat de plant twee soorten wortels heeft, een manlijke en een vrouwelijke, echter van dezelfde vorm. Wanneer nu een man de manlijke wortel bij zich droeg dan was hij geliefd bij de vrouwen. Bij de Ouden ging het legendarische verhaal dat Phaon, een veerman van Mytilene, een dergelijke wortel bij zich droeg en dat de lesbische Sappho hierdoor op hem verliefd werd, maar omdat haar liefde niet beantwoord werd wierp zij zich van de rotsen in zee. Dat de Kruisdistel wel sterk in de belangstelling gestaan moet hebben, ondanks het weinig kleurige aanzien van de plant, zouden we kunnen opmaken uit het zelfportret van de 22-jarige Albrecht Dürer (1493), waarop hij zich met deze soort in de hand heeft afgebeeld. Moeten we hier een symbolische betekenis in zien? Waarschijnlijk wel.

Erýngium marítimum : Blauwe zeedistel De volksnamen van deze Eryngiumsoort leggen in de regel de nadruk op de blauwe (blauwgroene) kleur van deze spectaculaire plant. Zo vinden we vermeld: Blauwe distel, Blauwe stiekel en Blauw stiekel. Daartegenover staan andere namen waarbij het accent op distel en stekel valt, zoals Duinstekel, Meerdistel, Stranddistel, Zeedistel en Zeestekel. De voorkeur om in de nabijheid van de zee te groeien, en wel aan de zeereep, komt tevens in deze verschillende volksnamen tot uiting.

De namen Eindeloos en Zonder ende, slaan op de tot 1.50 meter lange wortels, die diep in het zand moeten doordringen om water te verkrijgen om in leven te blijven. Men moet dan ook lang graven om het uiterste puntje van de lange wortel te bereiken. De naam Duivelsnaaigaren wijst in dezelfde richting, want hij gebruikte ‘natuurlijk’ de lange wortels als naaigerei. Een andere mening, wat de naam Eindeloos betreft, zoekt het in het feit dat men de plant veelvuldig in droge boeketten (Winterboeketten) aantrof, die vele jaren (eindeloos) konden worden bewaard. Deze rage mogen we wel zeggen, heeft ertoe geleid dat de plant massaal geplukt en verkocht werd, zodat er gevaar bestond dat zij uitgeroeid zou worden. Nu dit plukken tot bescheiden proporties teruggebracht is, heeft de plant zich weer behoorlijk hersteld. Omdat de plant, gezien haar groeiplaats, zuinig met water moet omgaan, moest haar waterhuishouding hierop ingesteld worden. Haar bladeren zijn dan ook met een waslaagje bedekt om overdadig waterverlies te voorkomen.

Men schrijft aan de Blauwe zeedistel een hogere graad van geneeskracht toe dan aan de Kruisdistel. In Engeland maakte men van de wortels een soort lekkernij, door deze te konfijten, al of niet onder toevoeging van oranjebloesemwater. Dit snoepgoed noemde men ‘Kissing Comfits.’ Shakespeare kende deze lekkernij eveneens, want hij vermeldt dit ‘snoepje’ in zijn The Merry Wives of Windsor, wanneer Fallstaff naar Windsor Forest gaat om Mistress Ford te ontmoeten. De Blauwe Zeedistel was eertijds het zinnebeeld van trouw en trouwe liefde. Toen in 1540 Jacobus V een distelorde voor trouw en ridderlijkheid instelde, had hij het oog op deze plant laten vallen, niet wetende dat het geen distel was. Het devies luidde: ‘Nemo me impune lacessit’ hetgeen wil zeggen: ‘Niemand kan mij ongestraft aanvallen.’