Gepubliceerd op 09-12-2019

Cuscúta | Cuscúta epithýmum: Klein warkruid

betekenis & definitie

Het ‘verklaren’ van de Latijnse geslachtsnaam is ook hier geen gemakkelijke zaak, want er bestaan meerdere uitleggingen. We zullen hier enkele laten volgen, zonder zelf een bepaalde stelling of voorkeur te hebben. De zaak is namelijk nog niet voldoende uitgeplozen.

Oudemans: ‘Van Italiaanschen oorsprong en synoniem met het Italiaansche cassuto. In het Grieksche nu beteekent kassutes, flikker, lapper, hersteller en het werkwoord kassutoo, flikken, lappen, herstellen, zoodat cuscuto betrekking blijkt te hebben op planten die de voorwerpen uit haar naaste omgeving samensnoeren, wat werkelijk het geval is en dan ook in het woord “Duivelsnaaigaren” ligt opgesloten. Een andere lezing is deze, dat cuscuta zou afstammen van skuton: zweep, en dat de verdubbeling der eerste lettergreep ten doel hebbende om de betekenis van het grondwoord nader te omschrijven of krachtiger te doen uitkomen, tot het denkbeeld voeren zou van “lange zweep met verwarden slag”.

Ook deze verklaring is niet af te wijzen.’ Tot zo ver dr. C.A.J.A. Oudemans.

Dr. F. Kanngieser meent dat de naam afkomstig is van het Arabische kuchûtâ, dat een kruid zonder wortel of blad betekent.

In een Engels plantenboek: ‘Stamt waarschijnlijk niet af van het Griekse woord kassuo aan elkaar stikken, maar meer van het Arabische kustikut: zijde’. (De ronde glanzende, dunne stengels hebben iets van een draad zijde weg.) Tenslotte Hegi: ‘De naam afleiding is onzeker, voor het eerst komen we de naam Cuscuta tegen bij H. Bock (1539). Misschien van het Griekse kassyo: aan elkaar binden, aan elkaar lappen, omdat de plant om andere heenslingert, of van het Arabische kuchuta van dezelfde betekenis.’ Het is moeilijk voor een niet deskundige om de verschillende soorten 'Warkruid uit elkaar te houden.

In de meeste gevallen is de waardplant waarop het warkruid parasiteert een aanwijzing welke soort we bij de kop hebben. Hieronder volgt in grote trekken een overzicht van de in ons land voorkomende soorten: Hopwarkruid (C. lupulifórmis) op: wilg-, kers-, eik-, en braamsoorten. Klein warkruid (C. epithýmum) op: heide, ook op thijm, klaver, brem, bosbes en andere planten.

Groot warkruid (C. europáéa) op: brandnetel, hop, walstro en andere planten.Bij Dioscorides komt men de plant tegen onder de naam epithymon. De Latijnse soortnaam van het Klein warkruid, epithymum is gevormd uit epi: op, en thymus: thijm; dus een op thijm woekerende plant.

Vele volksnamen gelden vaak voor meerdere soorten van een geslacht en zo duidt men met Duivelsnaaigaren alle soorten van Cuscuta aan. Een plant die ogenschijnlijk bestaat uit draadvormige stengels moest wel iets te maken hebben met de duivel, temeer omdat zij nog ten koste van een andere plant leefde. Wat was eenvoudiger dan in de stengels het naaigaren van de duivel te zien? Reeds Dodonaeus noemde Warkruid: Duyvelsnaey-garen. De naam Wargaren staat genoteerd voor oostelijk Drente, Twente en Schouwen. De plant had ook volgens ons beter Thijmwarkruid kunnen heten.

In de Gart der Gesundheit van 1485 komen we de naam ‘Epithymum, die Fasern off den cleen’ (cleen: klaver) tegen. De naam Warkruid op vele plaatsen in ons land is goed gekozen, want de dunne draadvormige, roodachtige, kale stengels vormen een warwinkel als de plant zich op haar waardplant heeft vastgezet. Op het eind van de vorige eeuw was de naam Klaverwarkruid eveneens in omloop, want zij parasiteerde eveneens op klaver; zie boven bij de aanhaling uit de Gart der Gesundheit van 1485. Door het onttrekken van voedsel, vooral aan gewassen die voor de mens van belang zijn, kreeg de plant namen als Schurft(te), Schorft, Schorftetijm en Tijmschorfte. Hieruit blijkt wel voldoende dat men de plant allerminst waardeerde. De namen Ruie, Ruwe en Klaverrui in Zeeuws-Vlaanderen doen duidelijk de invloed van het nabije Belgische Vlaanderen onderkennen, want ruie is een Westvlaamsche naam voor schurft en ruidig betekent schurftig. Men gebruikte indertijd dan ook de plant om schurft of hoofdzeer te bestrijden, en wel naar een oude opvatting dat je schurft met schurft moest genezen of, zoals de Latijnse spreuk het in dezelfde geest uitdrukt: Similis similibus curantur.

De namen Ziede in de Achterhoek en Zijde in Twente, duiden eveneens op de draadvormige, als zijde glanzende stengels. In diezelfde streken spreekt men ook van Vrouwenhaar en zag men dus in de stengels de glanzende haren van de vrouw. De enige vermelding die we tot nu toe omtrent de plantlore van de Warkruiden hebben kunnen vinden is het volgende: God schiep de klaver voor de mens, maar de duivel schiep het warkruid om de klaver te vernietigen. In de Volksgeneeskunde hebben de planten ook hun rol gespeeld. Zo vinden we onder meer de Warkruiden gemeld als goed om de urine af te drijven en als purgeermiddel, en verder nog bij vallende ziekte, zwaarmoedigheid, hondsdolheid en koorts. Dodonaeus raadt het Klein warkruid aan bij gebreken van de milt en het Groot warkruid ‘om de ghebreken van de lever te ghenesen.’