Gepubliceerd op 14-02-2019

Willem steelink jr

betekenis & definitie

Willem Steelink jr geb. Amsterdam 16 juli 1856, overl. Voorburg 27 november 1928.

Woonde en werkte in Amsterdam (Antwerpen 1881) tot 1892, Scherpenzeel 1892-1898, Den Haag (Scheveningen) 1898-1912, Laren (N.H.) 1912-1917, Amsterdam 1917, Voorburg 1922-1928. Leerling van zijn vader W. Steelink sr, van de Rijksakademie te Amsterdam (1873-1879 o.l.v. B. Wijnveld) en van de Tekenakademie te Antwerpen (tot 1881, o.l.v. Ch. Verlat).

Schilderde, tekende, etste en lithografeerde aanvankelijk figuurstukken, genretaferelen en historische voorstellingen, daarna meer grafisch werk, etsen naar J. Israels, J. Bosboom enz., heeft o.m. het Nieuwe Testament in ’t Soendanees geïllustreerd, ging zich ca. 1890 toeleggen op de nieuwe kunstrichting het Hollandsche landschap (de Haagse School). Gaf les aan W. F. Boekstal, R. Lensselink, H. M. G. Verkerk. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam.

Tentoonstellingen Amsterdam, Den Haag, Rotterdam enz. 1873 tot 1905 en later: de muziek; minnebrieven; haar lieveling; Ripperda met Hasselaar in conferentie; Elisabeth van Engeland enz.; Cerialis, Romeins bevelhebber enz., Claudius Civilis enz.; een muziekpartij in de 17de eeuw; het Indische afgodsbeeldje; hertog Reinald II van Gelre en zijn gemalin; de rattenvanger van Hameln; de weduwe van de componist; P. C. Hooft enz.; de herstellende; prentjeskijken; klerenmaken voor de pop; achtermiddag in het dorp; op de bleek; aan de beek; op de akker; veel landschappen met vee, in het bijzonder heidegezichten met schapen. Haags Gemeentemuseum: kudde schapen, 1926. Het Nederlandse Postmuseum Den Haag: gravure voor een Ned. postzegel (rand).

Luns; Lurasco; Maandblad voor Beeldende Kunsten II (1925, blz. 224); Plasschaert; Thieme-Becker; Van Hall I; Waller.

< >