Tjerk Bottema geb. Bovenknijpe (gem. Schoterland, Fr.) 4 maart 1882, overl. in juli 1940, toen hij uit Bordeaux (Fr.) vluchtte op het s.s. Berenice, dat in het Kanaal werd getorpedeerd.
Broer van Tjeerd Bottema. Woonde en werkte in Bovenknijpe, Langezwaag, Tijnje, Amsterdam, Antwerpen, Londen 1910, Berlijn tot 1914, Laren (N.H.) tot 1914, Italië, woonde van ca. 1920 af in Parijs, later Cachan bij Parijs. Leerling van de Rijkskweekschool voor onderwijzers te Maastricht, de Kunstnijverheidsschool te Amsterdam, de Rijksakademie aldaar (1901-1904) o.l.v. A. Allebé, G. Sturm en N. van der Waay, daarna van de Akademie te Antwerpen.
Schilderde, aquarelleerde, tekende (pentek.) landschappen (o.m. uit Lapland, Sicilië, Frankrijk, Spanje enz.), stadsgezichten (Londen, Amsterdam) en portretten. Maakte affiches in litho voor bioscopen te Berlijn, leverde politieke prenten in De Notenkraker, ook kunstnijveraar. Zeer bekend om zijn karikatuurtekeningen.
Gaf les aan J. Leopoldt en P. S. Stenneberg. Was lid van ‘St. Lucas’ te Amsterdam. Herdenkingstentoonstelling Stedelijk Museum Amsterdam (Cat. 21-6 2-7-1950). Haags Gemeentemuseum: dorpsgezicht te Fleury, 1923.
Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Van Hall I en II; Waller.