Boomloze grasvlakte. Het is een gebied waar van nature grassen overwegen en waar de droogte bepaalt welke planten er groeien.
Hier en daar groeien ook wat struiken; bomen komen in een typisch steppelandschap vrijwel niet voor. Men kan een onderscheid maken tussen de langgrassteppe en de kortgrassteppe. Steppen zijn te vinden in het hart van continenten en aan de rand van woestijngebieden.
Tot het eerste type behoren, naast de Euraziatische steppe, de Noord-Amerikaanse prairie, de Zuid-Amerikaanse pampa en de Hongaarse poesta. Het tweede type breidt zich uit ten koste van de savanne. Overgangstypen vormen de bossteppe en de woestijnsteppe. In steppegebieden heerst een steppeklimaat (B-klimaat), waarbij vooral de neerslagverdeling belangrijk is. Er is sprake van een steeds wisselende hoeveelheid neerslag, die onregelmatig over het jaar verdeeld is. Gewoonlijk is er een korte regenperiode, gevolgd door langdurige droogte.
