Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Zuid-afrika

betekenis & definitie

(Republiek van Suid-Afrika, Republic of South Africa), republiek in het uiterste zui-

den van Afrika, begrensd door de Atlantische Oceaan, de Indische Oceaan, Namibië, Botswana, Zimbabwe, Mozambique en Swaziland, 1 140 519 km2, 30,13 mln. inw. Hoofdstad: Pretoria. Tot Zuidafrikaans grondgebied behoren de Prince Edward en de Marion Eilanden en Walvisbaai.

BEVOLKING EN ECONOMIE

De totale bevolking groeit gemiddeld met 2,7 % per jaar. Deze toename ligt bij de zwarte bevolkingsgroep hoger dan bij de blanke. De globale geboorten- en sterftecoëfficiënt bedragen resp. 37,9 ‰ en 10,3 ‰. De levensverwachting voor een blanke in Zuid-Afrika is 65 jaar, voor een zwarte 48 jaar.

De beroepsbevolking telt ca. 8,7 mln. inw. Het preciese aantal is evenwel moeilijk vast te stellen, omdat een groot aantal mensen uit de thuislanden in Zuid-Afrika werkzaam is; zij worden geregistreerd als buitenlandse werknemers (in 1980: 1,3 mln.). Van deze groep kwam 76 % uit de ‘onafhankelijke’ thuislanden.

Van de totale beroepsbevolking is ca. 15 % in de landbouw werkzaam. Van de oppervlakte is 11 % in gebruik voor de landbouw (13,57 mln. ha, waarvan 1 mln. ha geïrrigeerd wordt) en 66 % wordt als weidegebied gebruikt. De belangrijkste landbouwprodukten zijn suikerriet (19,8 mln. t), maïs (8,3 mln. t), sinaasappelen (630 000 t), grondnoten (114 100 t), zonnebloempitten (260 000 t), ananas (230 000 t) en katoen (42 000 t). De veestapel telt 31,7 mln. schapen; 12,2 mln. runderen, 5,3 mln. geiten en 1,3 mln. varkens. Vlees (520 000 t rundvlees, 87 000 t varkensvlees en 134 000 t schapevlees) en wol (106 300 t) zijn de belangrijkste produkten van de veeteelt. In totaal maken landbouwprodukten 35 % van de totale exportwaarde uit.

Zuid-Afrika bekleedt in de wereld een vooraanstaande plaats wat een aantal strategisch zeer belangrijke delfstoffen betreft. Er komen 90 % van alle chroomertsvoorraden, meer dan 70 % van alle platina-ertsvoorraden en 50 % van de wereldreserves aan goud, vanadium en mangaanerts voor. Daarnaast zijn er zeer belangrijke reserves aan koper, zink, nikkel en uraan. Het land bekleedt de eerste plaats op de wereldranglijst voor de winning van goud (656 t), sierdiamanten (3,4 mln. karaat), chroomerts (2,9 mln. t), vanadium (11250 t) en platina (100 t; inclusief Namibië). Voorts produceert de Zuidafrikaanse mijnbouw uraan (6087 t), lood (85100 t), steenkool (130 mln. t), ijzererts (16,5 mln. t), mangaanerts (5,7 mln. t), asbest (236 000 t), koper (199 000 t), tin (2800 t), antimoon (10 000 t), zink (81 700 t), zilver (235 000 kg), nikkel (25 700 t), fosfaat (17,7 mln. t) en titaan (342 t).

De Zuidafrikaanse industrie is, mede op basis van deze delfstoffen, de belangrijkste van geheel Afrika. Wat consumptiegoederen betreft, kan de industrie de binnenlandse behoefte geheel dekken.

CULTUUR

LITT. De litteratuur van Zuid-Afrika wordt vaak gekenmerkt door een overdreven en allesdoordringend groepsbewustzijn. Zoals een insider uitdrukte: ‘Je bent een christen tussen heidenen, een blanke tussen zwarten of gekleurden, een Engelsman tussen Afrikaners, een Europeaan in Zuid-Afrika of een Zuidafrikaan in Europa’. Praten over de litteratuur van Zuid-Afrika is praten over een litteratuur in diverse talen, b.v. Nguni (Zoeloe, Xhosa), Noord- en Zuidsotho, Tswana, Engels of Afrikaans.

Zwarte schrijvers. In tegenstelling tot de blanke schrijvers komen de zwarte vrijwel allen uit een ongeletterd, semiproletarisch milieu. De zwarte schrijver kan zich niet veroorloven kunst omwille van de kunst te produceren. Van hem of haar wordt verwacht een rol te spelen in de bevrijdingsstrijd. Schrijvers als Es’kia Mphahlele, Alex La Guma, Dennis Brutus en Miriam Tlali hebben er veel toe bijgedragen om de spanning en druk van het politieke klimaat weer te geven, de dagelijkse confrontatie met het gewelddadige apartheidssysteem. De belangrijkste zwarte schrijver na 1940 was Peter Abrahams, die in romans, gedichten, korte verhalen en autobiografische werken uiting gaf aan de frustraties en de strijd van de onderdrukten. Hij publiceerde o.a. Dark testament (1942), Song of the city (1945), Mine boy (1946) , The path of thunder (1948), Teil freedom (1954; autobiografie), A wreath for Udomo (1956), This island now (1966), Mphahlele werd beroemd door zijn verhalenbundel Man must live (1947) , zijn autobiografie Down Second Avenue (1949) en zijn kritische essays, gebundeld onder de titel The African image (1967).

Eveneens bekendheid kregen Can Themba, de briljante en te vroeg gestorven schrijver, de journalist Nat Nakasa, die zelfmoord pleegde in ballingschap, en Tod Matshikiza, beroemd door zijn musical King Kong en het boek Chocolates for my wife (1961). Voorts Casey Motsisi, Alf Hutchinson (Road to Ghana, 1960) en Lewis Nkosi (Home and exile, 1965). Uit de Kaap kwam Richard Rive met zijn roman Emergency (1964). Een van de grootste vertegenwoordigers van de Zuidafrikaanse romantraditie is La Guma, die indringend en pijnlijk de vrijheidsstrijd, de misère van de Kaapse winter en de panische angst van zijn karakters weergeeft door een nauwkeurige beschrijving van het sociale milieu in romans als A walk in the night (1962), And a threefold cord (1964), The stone country (1967), Time of the butcherbird (1979). Oswald Mbuyiseni Mtshali werd beroemd door zijn bundel Sounds of a cowhide drum (1971). Arthur Mortje, die zelfmoord pleegde in Engeland, werd geprezen als een belangrijk dichter (Dead roots, 1973).

Sinds 1970 vooral werd de litteratuur van de zwarte schrijvers gekenmerkt door een sterk zelfbewustzijn. De oudere generatie was òf in ballingschap òf in de gevangenis, de jongeren stonden onder invloed van Steve Biko. De bundel Cry rage (1972) van James Matthews en Gladys Thomas werd verboden. Mongane Serote, opstandig en ketters, kwam met een aantal bundels, o.a. Yakhal' Inkomo (1972) en Tsetlo (1974). Sipho Sepamla schreef romans en gedichten (The

Soweto l love,
1977). Ingoapele Mandingoane publiceerde de gedichtenbundel Africa my beginning (1979). Mtutuzeli Matshoba trok de aandacht met zijn verhalenbundel Call me not a man (1979), evenals Mbulelo Mzamane. Als dramaturg vielen vooral op Ronnie Govender met The Lahnee’s pleasure (1980), Matsemele Manaka met Egoli: city of gold (1980), alsmede Gibson Kente en Credo Mutwa. Twee vrouwen gaven blijk van ongekende creativiteit: Bessie Head, in ballingschap in Botswana, en Miriam Tlali uit Soweto. Van Head verschenen When rainclouds gather (1969), Maru (1971) en A question of power (1974). Tladi debuteerde met Muriel at Metropolitan (1979; Ned. vert. Muriel, 1984) en Amandla (1984).

Afrikaanse litteratuur. Afrikaans was en bleef tot de jaren zestig de taal van de ‘witman’. Met Breyten Breytenbach kwam daar verandering in. Hij nam stelling tegen afrikanerdom en de onderdrukking van de zwarten. Hij belandde dan ook in de gevangenis. Bijval kreeg hij vooral van de Afrikaner schrijvers die zich de Sestigers noemden. In de jaren zeventig gaf Elsa Joubert een ontroerende weergave van het lijden van een zwarte vrouw in haar boek Die swerfjare van Poppie Nongena (1978).

Maar vooral André Brink trok de aandacht met zijn werk: Kennis van die aand (1973), voor het eerst een boek in het Afrikaans dat verboden werd, Gerugte van reen (1978) en ’n Droë wit seisoen (1979). Zijn boeken veranderden het beeld van de litteratuur van de Afrikaners. Sommigen schrijven nu niet meer alleen over de Afrikaner als witman en de zwarte als onderdaan, maar ook over de onderdrukking van hun medelandgenoten, de zwarten in Zuid-Afrika.

Onder de gekleurde schrijvers in het Afrikaans moeten genoemd worden S.V.Peterson met zijn dichtbundels Die enkeling (1944) en de roman As die son ondergaan (1945), en Adam Small met de dichtbundel Kitaar my kruis (1963) en het toneelstuk Kanna hy kô hystoe (1963). Met een nieuweling als Hein Willemse (Augsland, 1981) geven zij in het Afrikaans uiting aan de gevoelens van de onderdrukten.

Blanke schrijvers in het Engels. De prominentste vertolkster van de situatie in Zuid-Afrika, gezien in het perspectief van de blanke, is Nadine Gordimer. Haar The late bourgeois world uit 1966 bleef tien jaar verboden. J.Coetzee geniet faam als schrijver van Waiting for the barbarians (1980) en Life and times of Michael K. (1983; Bookerprijs). In de litteratuur worden de rassenproblemen beschreven, soms cru, soms subtiel, soms vanuit groepsbewustzijn en een stereotiepe benadering of, zoals bij Coetzee, allegorisch verfijnd. Athol Fugard verwoordde het leed en de strijd om menswaardigheid in zijn toneelstukken: The blood knot (1963), Boesman en Lena (1973) en A lesson for aloes (1981). Bijna alle Zuidafrikaanse schrijvers proberen uiting te geven aan de nationale obsessies en de heftige emoties die onder het volk leven. [V.A.February]

LITT. E.Mphahlele, The African image (1962); J.Polley (red.), Die Sestigers (1973); J.C.Kannemeyer, Geskiedenis van die Afrikaanse literatuur (dl. 1 1978); S.Gray, South African literature. An introduction (1979); V.A.February, Mind your color. The ‘coloured’ stereotype in South African literature (1981).

POLITIEK

Drie thema’s bleven ook in de eerste helft van de jaren tachtig de politieke ontwikkelingen in Zuid-Afrika beheersen. Premier Pieter Botha werkte een plan uit om aan kleurlingen en Aziaten een beperkte vorm van politieke inspraak te verlenen, wat binnen de blanke gemeenschap tot grote onenigheid leidde. De volgehouden weigering om aan de zwarte meerderheid politieke invloed te geven buiten de ‘onafhankelijke’ thuislanden, die alleen door Zuid-Afrika erkend zijn, radicaliseerde het zwarte nationalisme. Op het vlak van de buitenlandse politiek wist Zuid-Afrika de kwestie-Namibië zwevend te houden, maar dank zij een vaak offensieve politiek slaagde Zuid-Afrika erin de radicale zwarte buurstaten tot gedweeheid te dwingen.

Ex-premier Balthasar Vorsters plannen voor een ‘nieuwe bedeling’ — constitutionele hervormingen — kregen vaste vorm tijdens een buitengewoon congres van de regerende National Party (NP) op 30.7.1982. Onder de druk van de omstandigheden ontwikkelden de ‘verligtes’ binnen de NP er een schema waarbij kleurlingen en Aziaten beperkte politieke rechten zouden uitoefenen, zonder dat er aan de rassenscheiding zelf afbreuk zou worden gedaan. Zij stelden een ingewikkeld driekamerparlement voor. Elke Kamer zou over een aantal zaken van ‘gemeenschapsbelang’ autonoom mogen beslissen. Voor ‘nationale aangelegenheden’ daarentegen was de instemming van de drie Kamers vereist. Als deze niet tot overeenstemming zouden komen, zou een Presidentiële Raad de doorslag geven.

Vanaf 3.2.1981 begon die te functioneren ter vervanging van de Senaat. Tot aan de globale doorvoering van de grondwetsherziening stelde de premier de leden ervan aan en had de Raad uitsluitend adviserende bevoegdheid. Later moesten de drie Kamers resp. 20 blanken, tien kleurlingen en vijf Aziaten aanstellen. De hervorming hield ook de instelling in van een sterk presidentieel gezag. Behalve staatshoofd zou de president ook regeringsleider zijn en hij hoefde zich niet voor het parlement te verantwoorden. De verkiezing zou gebeuren door een kiescollege, bestaande uit 50 blanken, 25 kleurlingen en 13 Aziaten, aangesteld door het parlement.

De plannen sloten de oprichting van een ‘vierde Kamer’ voor zwarten formeel uit en stuitten dan ook op fel verzet van o.a. de South African Black Alliance (SABA), de overkoepelende organisatie van de Indian Reform Party, de Inkatha-organisatie van Kwazoeloechief Boethelezi, en de Coloured Labour Party, toen nog de belangrijkste kleurlingenorganisatie. De Indiërs boycotten in 1981 de verkiezingen voor een adviesraad, maar tot woede van de overige organisaties kwam de kleurlingenpartij door toedoen van haar leider, dominee Allan Hendrickse, op 4.1.1983 op haar aanvankelijke stellingname terug. De partij besliste aan de hervormingen mee te werken in de hoop zo de apartheid te kunnen afbouwen. De kortsluiting binnen de Afrikanergemeenschap naar aanleiding van de ‘nieuwe bedeling’, die al bij de vervroegde verkiezingen op 29.4.1981 tot uiting was gekomen, werd niet opgelost. In febr. 1982 rebelleerde de overgebleven rechtervleugel van de NP en op 3.3.1982 werden 16 NP-parlementsleden, onder wie de NP-leider in Transvaal en minister van Administratie en Statistiek, Andries Treurnicht, uit de partij gestoten. Op 20 mrt. stichtten die dissidenten de Konservatieve Party van Suid-Afrika (KPSA), waartoe ook al bestaande uiterst-rechtse splintergroepjes toetraden.

In febr. daagde minister van Arbeid Fanie Botha, Treurnicht uit tot een electoraal duel, dat echter de krachtsverhoudingen alleen maar bevestigde. Tegenover de zwarte bevolking veranderde de regeringspolitiek niet wezenlijk. Op 3.12.1981 werd het thuisland Ciskei onafhankelijk maar ook nu weer werd die ‘staat’ door geen enkel ander land erkend. Om het gebrek aan geschoolde arbeidskrachten op te vangen en in een poging om de binnenlandse afzetmarkt te verruimen probeerde de regering-Botha wel iets te doen aan de sociale en economische situatie van de negerbevolking. In okt. 1980 werden een aantal zwarte vakbonden erkend die tegen eind 1984 al konden bogen op 350 000 leden. Ondanks de verruimde bewegingsvrijheid voor zwarten in blanke gebieden werden er in 1982 nog meer dan 200 000 zwarten wegens illegale aanwezigheid gearresteerd. Op 1.2.1982 aanvaardde de regering de aanbevelingen van de commissie-Steyn, die stelde dat Zuid-Afrika zich geen onbeperkte persvrijheid kon permitteren.

Op 3.2.1982 rechtvaardigde de commissie-Rabie het strenge karakter van 's lands veiligheidswetgeving. Op 5.2.1982 overleed de blanke vakbondsleider Neill Aggett, de 46e die omkwam onder de handen van de veiligheidspolitie. Tegenstanders van de apartheid werden verder ‘ingeperkt’ - onder zwaar huisarrest geplaatst — zoals de blanke predikant C.F.Beyers Naudé. In okt. 1984 werd zijn ‘banning order’ opgeheven.

Het verboden African National Congress (ANC) bleef zijn toevlucht zoeken in gewelddadige aanslagen. Indruk maakte de beschadiging van de eerste kerncentrale in opbouw, in Koeburg, op 19.12.1982. Op 20.5.1983 vielen er 20 slachtoffers bij een ontploffing voor het hoofdkwartier van de luchtmacht in Pretoria. Zuid-Afrika reageerde met wraakacties tegen vermeende ANC-posten in de frontlijnstaten. Zo vielen commando’s op 30.1.1981 een voorstad van Maputo, de hoofdstad van Mozambique, aan en op 9.12.1981 was er een raid op Maseru, de hoofdstad van Lesotho. Verscheidene ANC-militanten werden met bombrieven uit de weg geruimd, o.a. de blanke sociologe Ruth First op 17.8.1981.

Terwijl invloedrijke blanke figuren als de auteurs Nadine Gordimer en André Brink of de industrieel Harry Oppenheimer van het diamantconcern De Beers de kritiek van de Progressive Federal Party (PFP) op de nieuwe grondwetsplannen onderschreven, met het argument dat die de rassentegenstellingen zouden verscherpen, ontstonden er in de loop van 1983 nieuwe zwarte verzetsorganisaties. De belangrijkste, het United Democratie Front (UDF), overkoepelde binnen korte tijd honderden verenigingen, van sportclubs tot vakbonden. Toch keurde het blanke parlement op 9.9.1983 met een ruime meerderheid de nieuwe grondwet goed. 65,96 % van de blanke kiezers volgden dit voorbeeld in het referendum op 2.11.1983. Op de vooravond van de verkiezingen voor het Huis van Vertegenwoordigers — de kleurlingenkamer - arresteerde de politie tal van UDF-militanten die een boycotactie voerden. Op 21 aug. bracht nog geen 30 % van de kiezers zijn stem uit. Overwinnaar werd de Labour Party, met 76 van de 80 zetels.

Nog minder Aziaten trokken naar de stembus. De National People’s Party van Achimand Rajbansi won en behaalde 19 van de 40 zetels in het Huis van Afgevaardigden. Op 3 sept. werd premier Pieter Botha waarnemend staatspresident en op 18 sept. werd het driekamerparlement plechtig geïnstalleerd.

Maar sinds aug. was het land in rep en roer. Zwarte scholieren en studenten boycotten de lessen uit ongenoegen over hun onderwijssysteem. Tijdens de staking van mijnwerkers midden sept. kwamen zeven kompels om. Een grootse razzia in enkele zwarte woonsteden op 23 okt. in een poging om het protest te onderdrukken dat zich ook tegen een huurprijsverhoging richtte, dreef de verbittering ten top. In het najaar vielen er bij rellen honderden doden. In okt. kreeg de zwarte anglicaanse bisschop Desmond Tutu voor zijn verzet tegen de apartheid de Nobelprijs voor de vrede.

LITT. E.Hellmann en H.Lever, Race relations in Africa 1929-79 (1980); W.R.Böhning, Black migration to South Africa (1981); L.H.Gann en P.Duignan, Why South Africa will survive (1981); K.L.Roskam, Zuid-Afrika. De toekomst begon gisteren (1981).