Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Landbouw

betekenis & definitie

m., het bewerken van bouwland, akkerbouw.

(e) Nederland. De land- en tuinbouw produceert een grote verscheidenheid aan produkten en in zulke hoeveelheden dat zij een omvangrijke agrarische export mogelijk maken. Zeventig procent van de agrarische export gaat naar EG-landen. Met ruim 30 % vormt de BRD het belangrijkste afzetgebied. Frankrijk, Groot-Brittannië en België met Luxemburg nemen elk 10 % van de agrarische export af. De waarde van de agrarische export is gestegen van f 15,2 mrd. (in 1975) tot f 31,8 mrd. (in 1983). Tot 1983 steeg het waardebedrag van de belangrijkste agrarische produktgroepen elk jaar weer, met uitzondering van pluimvee en eieren (er werd wel meer uitgevoerd, maar de gerealiseerde prijs was lager). Voor de veehouderijprodukten werden voor het eerst in 1983 lagere prijzen in het buitenland ontvangen.

De produktgroep aardappelen vertoonde in 1983 een lagere geldopbrengst, doordat Nederland in dat jaar een slechte aardappeloogst had. Hierdoor verminderde de export met 10 %. De waarde van de tuinbouwexport vertoonde wel een stijging. Van de groenten werden vooral meer tomaten en komkommers uitgevoerd. Van de sierteelt nam vooral de export van snijbloemen toe.

Na enkele jaren van sterke groei werd er in hoeveelheid wat minder afgezet in het buitenland. Dat geldt voor zuivelprodukten (behalve kaas), aardappelen, kalfsvlees en geslachte kuikens en kippen. Daartegenover staat een stijging van de gehele sierteeltsector, van levende kalveren, runden varkensvlees en van eieren en kaas. De uitvoer van levende varkens en van verse groenten bleef op hetzelfde peil.

Van de totale export neemt de agrarische export het grootste deel voor zijn rekening, waarmee de terugvallende aardgasexport is voorbij gestreefd. De handelsbalans voor agrarische produkten kende voor 1983 een overschot van f 15 mrd.

In 1982 en 1983 steeg de melkproduktie in de EG met resp. 3,7 % en 3,9 %. In Nederland steeg de aanvoer nog iets meer. Daarentegen liep de afzet terug, m.n. omdat de afzet naar landen buiten de EG terugliep. Eind mrt. 1984 heeft de Europese Landbouwraad eën aantal ingrijpende wijzigingen aangebracht in het tot dan gevoerde zuivelbeleid. Als redenen hiervoor werden de overschotsituatie genoemd en de wens de EG-uitgaven beter te kunnen beheersen. In de EG zal in 1984-1985 4,05 % minder melk dan in 1983 worden geproduceerd.

Per land lopen de wijzigingen nogal uiteen. Dat komt doordat de melkaanvoer van 1981 als verdeelsleutel was gehanteerd en de aanvoer sindsdien niet gelijk is gebleven. Voor Nederland betekent de contingentering een vermindering van 6,64 %, België moet 2,24 % minder produceren, terwijl Ierland nog 4,6 % meer mag produceren. Als de werkelijke aanvoer het vastgestelde contingent overschrijdt, moet er een heffing (de zgn. superheffing) van 75 % van de richtprijs (in Nederland is dat 56 cent/1) worden betaald. Deze heffing moet uiteindelijk door de melkveehouder betaald worden.

De Ned. uitvoer van enkele belangrijke agrarische produkten met tussen haakjes het percentage dat is uitgevoerd naar EG-landen

produkt hoeveelheid

1980 1983

mln, kg mln. kg

consumptieaardappelen en 1561 ( 81 %) 1743 ( 83 %)

aardappelprodukten

verse snijbloemen 132 ( 94 %) 163 ( 90 %)

overige sierteelt 302 ( 77 %) 366 ( 79 %)

verse groenten 1474 ( 90 %) 1647 ( 90 %)

kalveren (x 1000 stuks) 255 (100 %) 282 (100 %)

varkens (x 1000 stuks) 2745 (100 %) 2551 (100 %)

kalfsvlees 116 ( 96 %) 62 ( 94 %)

rundvlees 96 ( 41 %) 172 ( 85 %)

varkensvlees 545 ( 98 %) 639 ( 97 %)

geslachte kuikens/kippen 164 ( 77 %) 151 ( 87 %)

magere-melkpoeder 117 ( 25 %) 143 ( 73 %)

volle-melkpoeder 216 ( 10 %) 187 ( 8 %)

condens 468 ( 17 %) 452 ( 27 %)

boter 246 ( 38 %) 266 ( 56 %)

kaas 275 ( 79 %) 326 ( 79 %)

Bron: Het Kleine Loo

In België vertegenwoordigt de bruto toegevoegde waarde tegen marktprijzen van de landbouw ca. 2,5 % van het bruto nationaal produkt (BNP). Het aandeel van de landbouw in de buitenlandse handel neemt toe, zowel wat de invoer als de uitvoer betreft. Volgens de landbouwtellingen van 1982 waren in België ruim 130 000 mensen in de land- en tuinbouw tewerkgesteld en bedroeg de oppervlakte cultuurgrond 1,4 mln. ha, waarvan 58,2 % voor voederteelten, 38,3 % voor akkerbouw en 3,2 % voor tuinbouw.

Meer dan 80 % van de agrarische export van de Belg.-Luxemburgse Economische Unie (de BLEU) is afgestemd op de EG-landen. Frankrijk neemt de eerste plaats in met 27 % van de agrarische export, gevolgd door Nederland en de BRD met resp. 23 % en 18 %. Sinds 1975 is de waarde van de agrarische export gestegen van BF 81,9 mrd. tot BF 172,5 mrd. in 1982. De waarde van de uitvoer van de belangrijkste agrarische produktgroepen nam gestadig toe. De uitvoer van tuinbouwprodukten in hoeveelheden gemeten vertoonde een veel sterkere stijging. In de periode 1969-82 verslechterde de handelsbalans voor pluimveevlees, aardappelen en levende varkens.

Zij bleef positief voor produkten als varkensvlees, melk, room, groenten, eieren en levende planten. De handelsbalans bleef negatief voor o.a. oliehoudende zaden, graan, kaas, vis, fruit en boter. Voor 1982 kende de handelsbalans een tekort van BF 63 mrd.

Sinds enige tijd ondervindt de afzet van Belg. landbouwprodukten een toenemende concurrentie van niet-Belg. produkten. Door de devaluatie van de frank in febr. 1982 is de concurrentiepositie van sommige produkten verbeterd. Voor de overige produkten staat de afzet onder druk of is zij zelfs slechter geworden, omdat steeds meer EG-landen door de voortdurende recessie geneigd zijn de eigen produkten te bevoorrechten. De financiële middelen die hiervoor worden uitgetrokken zijn zeer groot. De steun inzake de afzetbevordering van Belg. landbouwprodukten is relatief gering en dat is een van de belangrijkste oorzaken van het verslechteren van de marktpositie van deze produkten.

De regering nam in 1983 maatregelen om de financiële basis van de afzetbevordering te verruimen. Met de wet van 11.4.1983 werd de wet van 27.12.1938 betreffende de oprichting van een Nationale Dienst voor Afzet van Land- en Tuinbouwprodukten gewijzigd. Daarmee werd aan de onderscheiden sectoren van de land- en tuinbouw en ook aan de zeevisserij een wettelijke basis gegeven voor het voeren van een nieuw afzetbeleid. De Nationale Dienst voor Afzet van Land- en Tuinbouwprodukten verkreeg hierdoor een grotere autonomie.

De uitvoer van de BLEU van enkele belangrijke agrarische produkten met tussen haakjes het percentage uitgevoerd naar EG-landen

produkt hoeveelheid

1980 1982

mln. kg mln. kg

consumptieaardappelen 188 ( 93 %) 329 ( 86 %)

en aardappelprodukten

witte suiker 579 ( 21 %) 712 ( 19 %)

runderen (x 1000 stuks) 108 (100 %) 92 ( 95 %)

varkens (x 1000 stuks) 953 (100 %) 742 (100 %)

gevogeltevlees 8 ( 67 %) 10 ( 66 %)

varkensvlees 94 ( 96 %) 72 ( 97 %)

melk 194 ( 97 %) 254 ( 95 %)

magere-melkprodukten 97 ( 29 %) 118 ( 58 %)

volle-melkprodukten 60 ( 49 %) 36 ( 28 %)

boter 138 ( 45 %) 147 ( 63 %)