Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Kunstnijverheid

betekenis & definitie

v., ambachtelijke activiteit met als doel de vervaardiging van esthetisch verantwoorde, zinvolle gebruiksvoorwerpen.

(e) Nederland. In de jaren zeventig en tachtig ontstond er een grote belangstelling voor de vormgeving van alledaagse voorwerpen. Meubelen, kleding, serviesgoed en boeken hebben behalve hun waarde als gebruiksvoorwerpen ook een kunstzinnig aspect. Vooral het laatste is steeds belangrijker geworden. Deze verandering in waardering kwam mede door de aandacht die o.a. de musea eraan schonken, tot stand. Gebruiksaardewerk, dat indertijd in massa werd vervaardigd in o.a. Gouda is thans onderwerp van studie en een geliefd verzamelobject.

Produkten van toegepaste kunst en industriële vormgeving hebben inmiddels een eigen plaats veroverd in de wereld van de beeldende kunst. Er wordt echter wel onderscheid gemaakt tussen ‘kunst’ en industriële vormgeving. In het eerste geval gaat het zuiver om datgene wat men wil uitbeelden. In het laatste geval om een ontwerp dat zich leent om op grote schaal op industriële wijze te worden vervaardigd. De ontwerpen voor de industrie worden veelal bepaald door de fabricagemogelijkheden en de vraag van het publiek. Wat vroeger ‘ambacht’ werd genoemd en thans onder de term ‘toegepaste kunst’ of ‘vrije vormgeving’ bekend staat, richt zich niet op de consument.

In deze gevallen wordt uitgegaan van de opvattingen en inzichten van de kunstenaar. De vergelijking met schilder- en beeldhouwkunst ligt voor de hand. De invloed van de hedendaagse beeldende kunst uit binnen- en buitenland is groot, mede door de grotere informatie hierover. Ook de opleidingsinstituten benaderen de vrije en de toegepaste kunst eerder als in eikaars verlengde liggende zaken dan als tegenstelling.

De Stijl en het Bauhaus hebben grote invloed gehad op de ‘kunstnijverheid’. Ook nu nog wordt deze, althans in Nederland, gekenmerkt door een heldere en simpele benadering van vorm, kleur en functie. Men gaat er hierbij van uit dat de vormgeving niet gezocht, maar logisch en functioneel moet zijn. In de ontwikkeling van het sieraad is dit goed te zien. Van sieraad met een beperkte functie ontwikkelde het zich tot een draagbaar object. In de jaren zestig ontstond de behoefte dergelijke objecten minder exclusief te maken en uit te gaan van voorhanden zijnde materialen die door een duidelijke ingreep een specifiek karakter verkregen.

Bekende ontwerpers op dit gebied zijn Gijs Bakker en Emmy van Leersum (♰1984). Textiele kunst of textiele vormgeving heeft het traditionele wandkleed grotendeels vervangen. Herman en Desirée Scholten maken zowel aan de wand hangende als vrij in de ruimte staande werkstukken. Loes van der Horst bewerkt textiel tot een vrije beeldende vorm. Anna Verwey, Harry Boom, Ria van Eijk en Margot Rolf houden zich met textiele kunst bezig, waarbij m.n. de beide laatstgenoemden de strenge geometrische ordening in het weefsel beklemtonen.

Maria van Resteren maakte houten sculptures. Het Ned. en m.n. het Leerdamse gebruiksglas heeft door de invloed van o.a. Andries Copier een grote bekendheid verkregen. Sinds de jaren zeventig en tachtig wordt er door een jonge generatie aan de Rietveldacademie, waartoe Mieke Groot en Richard Meitner behoren, de nadruk gelegd op de mogelijkheid om van glas sculptures te maken. Willem Heeze heeft Leerdam verwisseld voor een eigen glasstudio.

Op het gebied van de keramiek is er een tendens om in serie te werken (b.v. de gietvormen van Jan van der Vaart). Het werk van Anna van der Waarden is een voorbeeld van de conceptuele en sculpturale stroming die ook op het gebied van de keramiek te bespeuren valt.

Evenals in de beeldende kunst is er in de kunstnijverheid veel meer mogelijk dan vroeger. Het experiment en de behoefte aan vernieuwing ken-

merken de jaren zeventig en tachtig. Behalve door de musea wordt in gespecialiseerde galerieën het werk aan het publiek getoond.