Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Krijgsmacht

betekenis & definitie

v./m. (-en), het totaal van zee-, land- en luchtstrijdkrachten.

(e) In 1974 ging in België ging het zgn. plan-Vandenboeynants van start dat tot doel had de eigenlijke gevechtsfuncties in handen te geven van beroepsvrijwilligers. Aanvankelijk moest dit plan beëindigd zijn in 1978, maar door de geringe aanwerving werd de uitvoering verlengd tot 1980. De oorspronkelijke bedoeling van dit plan was de duur van de dienstplicht in te korten tot zes maanden en te beperken tot één dienstplichtige per gezin. Door de feitelijke stopzetting van het plan, ook om budgettaire redenen, bleef de duur van de dienstplicht acht maanden in de BRD of tien maanden in België.

Vanaf sept. 1984 werd in België het systeem van vrijwillige dienstplichtverlenging toegepast voor de lichtingen 1985 en 1986. Dit werd nodig geacht vanwege het mislukken van de professionalisering en de demografische afname van het contingent. Bovendien wilde men bezuinigen op de personeelslasten (ca. 53 % van het budget). Volgens het nieuwe systeem kan elke dienstplichtige bij het begin van zijn diensttijd opteren voor een verlenging van drie maanden met de mogelijkheid deze later nogmaals met een zelfde periode uit te breiden. Dit brengt hem financiële voordelen en stelt de betrokkene ook vrij van de normaal voorziene wachttijd voor werklozensteun.

De wet van 30.7.1974 en het KB van 11.2.1975 gaven aan het leger de mogelijkheid de vrouwelijke vrijwilligers te rekruteren. Door de wet van 13.7.1976 konden de vrouwelijke officieren en onderofficieren aangeworven worden en werd ook bepaald dat de koning de functies zou definiëren die door het vrouwelijk personeel uitgeoefend mogen worden. Dit laatste bleef uit en men aanvaardde dan ook als stelregel, gebaseerd op de wet van 1974, dat vrouwen alleen in niet-gevechtsfuncties tewerkgesteld mogen worden. Ten slotte werd door een KB van 3.2.1981 de vrouw statutair gelijkgesteld met de man, waardoor zowel de selectievoorwaarden als de uitgeoefende functies volledig identiek werden.

Op 1.2.1975 werd het nieuwe tuchtreglement van kracht. Het verving daarmee een reglement waarvan de oorsprong meer dan 150 jaar oud was. Het nieuwe reglement had tot doel de discipline aan te passen aan de maatstaven van de 20e eeuw. Het voorzag o.a. in een aanpassing van de tuchtstraffen, het recht op verdediging en het weigeren van bevelen die aanleiding kunnen geven tot een strafrechtelijk delict. Tevens kregen de militairen nu het recht zich aan te sluiten bij een politieke partij op voorwaarde dat zij in hun hoedanigheid van militair niet actief deelnemen aan de partijpolitiek. Ook het syndicaal statuut werd voor alle militairen, met uitzondering van de dienstplichtigen, erkend en dit met alle vrijheden en rechten behalve het stakingsrecht.

Landmacht. De Belg. Landmacht kan ruwweg worden verdeeld in twee grote delen: de interventiestrijdkrachten (IS) of het 1e Belg. Corps, en de Binnenlandse Strijdkrachten (BS). De ISis omvatten, sinds het herstructureringsplan 1968-72, twee divisiestaven (1 en 16 Div). Aan elke staf zijn twee actieve en één reservebrigade verbonden. Deze brigades zijn van het gemengde type en bevatten dus zowel infanterie als tanks, naast steunwapens (artillerie en genie) en diensten (logistiek, medische dienst en transmissie).

Een brigade bestaat ruwweg uit 4000 man en 1000 voertuigen. Verder beschikken de is nog over een

korpshoofdkwartier en korpsgevechtstroepen die o.m. verkenningseenheden, artillerie, transmissietroepen, genie en lichte vliegtuigen omvatten. Voor wat de BS betreft besloot de minister in 1975 tot een grote reorganisatie. De BS werden aldus ingedeeld in drie divisies, nl. de Divisie Mobilisatie die het gehele mobilisatieprobleem beheert, de Divisie Instructie die de opleidingen verzorgt, en de Divisie Logistiek die enerzijds dienst doet als logistieke basis voor de is en anderzijds de logistieke steun verleent aan de BS en aan NAVO-troepen die door België naar de gevechtszone trekken. Daarnaast beschikt de commandant van de BS over een aantal territoriale staven, over genie- en transmissietroepen en over het Regiment Para-Commando. Dit laatste staat echter voor een gedeelte ter beschikking van de Allied Mobile Forces (AMF). In oorlogstijd wordt deze organisatie omgebouwd tot wat men noemt de Militaire Verdediging van het Grondgebied, georganiseerd in territoriale eenheden. De Landmacht omvat ca. 60 000 man en heeft ca. 27 500 voertuigen, waarvan 2500 rupsvoertuigen (tanks, pantserinfanterievoertuigen, artillerie, antitankwapens) en 25 000 wielvoertuigen, twaalf vliegtuigen van het type Britten Norman Islander en 68 helikopters van het type Alouette II.

Op 28.4.1980 besloot de Kabinetsraad tot de vervanging van de AMX-13 en M-75 Full Track pantser-infanterievoertuigen door de aankoop van 1189 nieuwe pantserinfanterie-gevechtsvoertuigen. De keuze viel hierbij op 514 voertuigen AIFV en 525 voertuigen van het type M 113A1. De resterende 150 voertuigen werden tot op heden nog niet aangekocht.

In het kader van de NAVO-strategie werd in de Belg. Landmacht hoe langer hoe meer het accent gelegd op de antitankverdediging. Hiertoe werden een aantal belangrijke aankopen gedaan: vanaf april 1975 werden 80 JPK antitankkanonnen 90 mm aangekocht. Nadien werden vanaf sept. 1976 draadgeleide antitankraketten van de tweede generatie aangekocht van het type Milan. In totaal zullen hiervan 1020 stuks geleverd worden. Verder werden de verkenningseenheden uitgerust met 43 voertuigen van het type CVRT-Striker voorzien van de eerste generatie antitankraketten Swingfire.

Omdat de houwitsers M 108 en M 109 sterk verouderd waren, werd in aug. 1983 besloten tot de aankoop van 124 nieuwe houwitsers van het type M 109 A2. Deze aankoop zal gepaard gaan, en dit vanaf 1.10.1984, met een totale automatisering waarbij intensief gebruik zal worden gemaakt van de informatica. De eenheden uitgerust met de M 110 Houwitser 8”, werden in de loop van 1984 aangepast aan het gebruik van de M 110 A2 met grotere dracht.

Voor wat de luchtdoelartillerie aangaat werd in jan. 1977 beslist de uit 1963 daterende HAWK-raketten aan te passen volgens het HELIP- en PIP-programma (Hawk Europe Light Improvement Program en. Product Improvement Program). Deze aanpassing werd beëindigd in febr. 1984. Het aantal batterijen werd echter teruggebracht van acht naar zes. Tevens werd vanaf 1976 het Gepard 35 mm luchtdoelkanon aangekocht (55 stuks). Dit kanon is radargeleid en computergestuurd. Tot slot werden de verkenningseenheden tussen 1973 en 1980 uitgerust met voertuigen van de familie CVRT: Scorpion, Scimitar, Spartan, Striker, Sultan, Samson, Samaritan (ca. 700 stuks).

Luchtmacht. De Belg. Luchtmacht, ca. 20 000 man sterk, kan worden ingedeeld in drie grote groepen: De Tactical Air Force (TAF), het Commando Opleiding en Training en het Logistiek Commando van de Luchtmacht. De TAF bestaat o.a. uit tactische eenheden met als opdracht grondsteun (Mirage 5BA/BB en F-16A), verkenning (Mirage 5 BR) en transport (C-130m Falcon Jet, HA 748, Merlin en Boeing 727). Verder bestaat de TAF uit luchtverdedigingseenheden met enerzijds jagereenheden (F-16A) en anderzijds eenheden uitgerust met raketten van het type Nike Hercules, die zijn gestationeerd in de BRD. Oorspronkelijk bestond deze raketeenheid uit acht smaldelen. Dit aantal werd echter in 1981 teruggebracht tot zes en in 1984 nogmaals verminderd tot vier smaldelen.

Er is nog niet beslist of deze eenheden in de toekomst zullen worden uitgerust met de Patriot. Tenslotte zijn er nog eenheden voor operationele steun met als opdracht: meteo, verbindingen, telecommunicatie en zeereddingsoperaties (met vijf Seaking-helikopters en twee HSS 1 Sikorsky-helikopters).

Het Commando Opleiding en Training bestaat uit een Centrum voor Militaire Vorming, een Technische School en een recruteringsdiensfmaar vooral uit een Elementaire Vliegschool uitgerust met Siai Marchetti SF 260 MB en het Vervolmakingscentrum uitgerust met Alpha Jet lestoestellen.

Het Logistiek Commando van de Luchtmacht levert de logistieke steun aan de overige groepen en beheert tevens de informatica van de Luchtmacht. Sinds 1975 werden door de Belg. Luchtmacht vijf Sea King helikopters (1976), twee Hawker Siddeley HS 748 transporttoestellen (1976), twee Boeing 727 (1976), zes Merlin III A lichte transporttoestellen (1976) en 33 Alpha Jet straallestoestellen (1978-1980) aangekocht. Vanaf 26.1.1979 werd tevens een aanvang gemaakt met de levering van 116 F-16 toestellen ter vervanging van de F-104. De levering ervan zou voltooid zijn in 1984. In 1983 werden nogmaals 44 F-16’s aangekocht voor levering vanaf 1988, ter vervanging van twee van de vier Miragesmaldelen. Voor wat betreft de vervanging van de andere Mirages zal een bestelling geplaatst worden tegen 1990.

Zeemacht. De Belg. Zeemacht, 4300 man sterk, kan ingedeeld worden in drie grote commando’s: het Operationele Commando, gelegen te Zeebrugge dat verantwoordelijk is voor de operaties en de training van de eigenlijke vloot; het Instructie Commando dat de opleiding verzorgt van al het personeel en gelegen is te Brugge; het Logistiek Commando dat zowel verantwoordelijk is voor de bevoorrading als voor het onderhoud van de vloot en gelegen is te Oostende. De opdracht van de Belg. Zeemacht bestaat uit drie hoofdtaken: het escorteren van konvooien, het vrijhouden van alle Westeuropese havens in het kader van de NAVO en de mijnenbestrijding in het Kanaal en op de Noordzee. Voor wat de eerste taak betreft is de Zeemacht sinds 1976 uitgerust met vier nieuwe fregatten, bewapend met o.a. vier Exocetraketten en acht Sea-Sparrow-raketten. Voor de mijnenbestrijdingsopdracht beschikt de Zeemacht over zes hoogzeemijnenvegers/jagers van het type 498, zes kustmijnenvegers/jagers type 60 en 14 Herstal ondiepwatermijnenvegers.

Vanaf 1985-90 zullen deze vervangen worden door tien nieuwe polyester mijnenjagers van het type Tripartite. Tot slot beschikt de Zeemacht nog over twee logistieke steunschepen. Sinds 1982 is de nieuwe marinebasis van Zeebrugge de zetel geworden van het Operationeel Commando (COMOPSNAV). De basissen van Kallo en Oostende blijven echter in gebruik.

Medische Dienst. Bij KB van 27.3.1974 werd de Medische Dienst (MD), tot dan toe verspreid over de drie machten, gecentraliseerd in één enkele dienst met een eigen organisatie en een eigen uniform. Dit legeronderdeel beschikt over ongeveer 5250 man, van wie ca. 43 % ter beschikking blijft van de machten voor de eerste- en tweedelijnsgezondheidszorg. Dit gebeurt echter ook onder technisch toezicht van de MD. Verder kan men de eigenlijke MD onderverdelen in drie grote onderdelen: de Koninklijke School van de Medische Dienst te Gent die o.a. aan het medisch personeel de typisch militaire aspecten van de gezondheidszorg bijbrengt; het Medisch Commando Basis dat in vredestijd de militaire hospitalen van Oostende, Antwerpen, Brussel en Luik beheert, evenals de bevoorrading van geneesmiddelen; het Medisch Commando Belg. Strijdkrachten in de BRD dat in vredestijd twee hospitalen beheert (Soest en Keulen), evenals een Mobiel Chirurgisch Hospitaal. Ook beschikt dit commando over twee eenheden ziekenwagens.

In vredestijd is dit commando o.a. verantwoordelijk voor de gezondheidszorg van de Belg. Militaire Gemeenschap in de BRD, hun gezinnen inbegrepen. In oorlogstijd wordt de MD sterk uitgebreid, zowel met reservehospitalen in België en de BRD als met Mobiele Chirurgische Hospitalen en Semi-Mobiele Evacuatiehospitalen.

Het personeelsbestand van het Belgisch leger in 1982

categorie totaal franstalig nederlandstalig

aantal percentage

van totaal aantal percentage

van totaal

% %

officieren 6 625 2 705 41 3 919 59

onderofficieren 23 302 9 266 40 14 036 60

vrijwilligers 32 896 14 588 46 17 308 54

dienstplichtigen 31 885 12 416 39 19 469 61

totaal 93 708 38 976 42 54 732 58