Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Computer

betekenis & definitie

m. (-s), programmeerbaar gegevensverwerkend elektronisch apparaat.

(e) Men onderscheidt analoge en digitale computers. Analoge computers verwerken in de tijd variërende signalen; zij worden in hoofdzaak toegepast in de procesbesturing. Veruit de meeste computers werken digitaal.

Digitale computers kunnen in enkele hoofdgroepen worden ingedeeld:

1. kleine: microcomputers;
2. middelgrote: minicomputers;
3. grote: mainframes;
4. supercomputers.

Principe. Een computer bestaat uit een samenstel van centrale verwerkingseenheid en allerlei randapparaten, zoals gegevensinvoer en -uitvoermachines en geheugens om de gegevens op te slaan.

Een microcomputer (personal computer) kan b.v. een systeemeenheid, een toetsenbord, een beeldscherm, een printer, een cassetterecorder en een floppy-diskstation omvatten. Minicomputers en mainframes omvatten doorgaans veel meer randapparatuur en zijn dikwijls met hun randapparatuur opgenomen in een lokaal netwerk waarin ook een aantal terminals en magnetische geheugens is gevat.

Een computer kan pas gebruikt worden wanneer in het werkgeheugen systeem- en toepassingsprogramma’s actief zijn. De combinatie van apparatuur (hardware) en programmatuur (software) maakt de computer tot een computersysteem. De systeemsoftware is nodig om de interne werking van de computer te besturen en het mogelijk te maken dat de computer en de gebruiker(s) toegang hebben tot programma’s en gegevensbestanden die op magneetschijven aanwezig zijn. De toepassingsprogramma's maken specifieke toepassingen mogelijk, zoals administratie, bestandsraadpleging en datacommunicatie met elders opgestelde computersystemen.

De ‘grootte’ van een computer wordt bepaald door het type processor en de daarmee samenhangende omvang van het werkgeheugen. Kleine microcomputers hebben een 8-bitprocessor en kunnen daardoor een intern werkgeheugen van maximaal 64 kilobytes (64x1024 tekens) omvatten. Grotere microcomputers met een 16-bitprocessor kunnen geheugens tot 2 megabytes (2 mln. tekens) omvatten en werken bovendien veel sneller. De minicomputers en mainframes bezitten 36- of 64-bitprocessors. Hun interne geheugens kunnen een omvang hebben van miljarden tekens (gigabytes).

Toepassingen. Door toepassing van steeds meer en steeds betere chips worden computers kleiner van afmetingen en tegelijk krachtiger, sneller, betrouwbaarder en goedkoper. Microcomputers worden benut door steeds meer verschillende gebruikers: hobbyisten, scholieren, beroepsbeoefenaren, kleine zakenlieden en werknemers op afdelingen van bedrijven. Ook de grotere minicomputer wordt veel ingezet in middelgrote en grote bedrijven en instellingen. Mainframes zijn in gebruik bij grote ondernemingen als banken en verzekeringsmaatschappijen. Deze grote computers beheren omvangrijke databanken en kunnen centraal staan in uitgebreide netwerken. Een zeer groot aantal terminals kunnen op afstand met de mainframe in contact staan, waarbij vele toepassingsprogramma’s kunnen worden gebruikt. De verwerkingssnelheden van zulke mainframes worden uitgedrukt in MIPS (millions of instructions per second).

Supercomputers worden vrijwel uitsluitend gebruikt door wetenschappelijke instellingen voor het verrichten van zeer rekenintensieve taken. Het zijn zeer kostbare machines, die een geheel andere opbouw en architectuur hebben dan de zgn. administratieve computers. Supercomputers kunnen in heel weinig tijd zeer veel rekenwerk verrichten en worden daarom wel getallenkrakers genoemd. Hun rekensnelheden worden uitgedrukt in megaflops (miljards floating point operations per second). Er zijn over de gehele wereld slechts enkele supercomputers in gebruik.