Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Winkler

betekenis & definitie

Winkler - 1) Cornelis, geboren 1855 te Vianen, promoveerde in 1879 te Utrecht tot doctor in de geneeskunde, op proefschrift Over Virus tuberculosum; was in 1881 assistent-geneesheer te ’s-Gravenhage; van 1881-85 poliklinisch assistent te Utrecht; werd in 1885 lector en in 1891 hoogl. in de psychiatrie aldaar; sedert 1895 hoogl. in de psychiatrie te Amsterdam. In 1915 verwisselde W. den leerstoel in Amsterdam met dien in Utrecht. W. heeft niet alleen een groote vermaardheid als clinicus verkregen, doch vooral als hersenanatoom een groote bekendheid verworven.

Zijn uitgebreide kennis van den bouw van het zenuwstelsel heeft hij neergelegd in een Handboek der neurologie, waarvan thans twee deelen verschenen zijn. Ter gelegenheid van zijn 25-jarig professoraat zijn de verzamelde werken van hem verschenen in een grootsche publicatie, die zeven deelen en twee groote atlassen omvat.

2) Hans, Duitsch plantkundige, thans hoogleeraar te Hamburg, die vooral bekend geworden is door zijn ontdekking van de plantaardige chimaerenen de verklaring, die hij daarmede heeft kunnen geven van de z.g. entbastaarden.