Trichinella - Een geslacht der Draadwormen, waartoe behoort Tr. spiralis, de verwekker der Trichinose. Lengte mannetje 1,5 m.M., wijfje 4 m.M., wormvormig. (Zie plaat Wormen, fig. 1). Leeft in geslachtsrijpen toestand in den dunnen darm van den mensch en van talrijke andere zoogdieren. Na de bevruchting sterven de mannetjes; de wijfjes boren zich met het vooreinde in de darmvlokken in, zoodat, daar de geslachtsopening aan de buikzijde op ⅕ van de lichaamslengte gelegen is, het jonge broed — Tr. is levendbarend — in den wand van den darm gedeponeerd wordt en wel in de lymphvaten van dezen wand.
Met den lymphstroom komen deze zeer kleine larven — lengte 0,08-0,12 m.M. — dan in den bloedstroom en aldus worden zij door het geheele lichaam verspreid. Zij dringen nu door den wand der kleinste bloedvaten en dringen in de dwarsgestreepte spieren — niet in de hartspier. Het aantal jonge dieren, dat aldus ter wereld komt, is groot, maar niet bekend; de opgaven verschillen van 200-1500 voor één enkel wijfje; daar dit echter herhaalde malen jongen produceert, wordt de hoeveelheid larven zeer groot. Deze leven nu ten koste van de dwarsgestreepte spieren, doen de spieren degenereeren. De trichinellen gaan zich dan in de gedegenereerde spiercellen oprollen (fig. 2); de spiervezelen zwellen op de plaats, waar de trichinen liggen, spoelvormig op; de wand der spiervezelen, het sarcolemma, verdikt zich en wordt glazig. Ten gevolge der door de parasieten uitgeoefende prikkels gaat het bindweefsel der spieren woekeren en een hulsel om de aangetaste vezelen vormen (fig. 3). Na 6-9 maanden beginnen deze hulsels te verkalken, eerst aan de beide polen; na 16 maanden zijn de kapsels geheel verkalkt. De larven zelf ontwikkelen zich hierin tot jonge trichinen, kunnen op deze wijze vele jaren blijven leven— bij den mensch tot 31 jaren. — Voor de verdere ontwikkeling is het noodig, dat het geïnfecteerde vleesch in den darm van een ander dier komt.
Bij den mensch dus door het eten van trichineus varkensvleesch in den regel. De hulsels worden dan door het maagsap opgelost, de trichinen komen vrij, verhuizen naar den darm, worden na 1 of 2 dagen reeds geslachtsrijp en paren. — Zeer veelvuldig komt Tr. bij ratten voor, zoowel darmals spiertrichinen; men neemt zelfs dikwijls aan, dat de ratten de oorspronkelijke dragers der trichinen zijn zouden. Daar ratten elkander dikwijls opeten, gaat de infectie gemakkelijk van de een op de andere over. Dat de varkens zoo veelvuldig geïnfecteerd worden — vroeger tenminste —, vindt zijn oorzaak in het feit, dat deze dieren ratten eten en ook afval van geslachte varkens zelf. Contrôle op het voedsel der varkens zou derhalve het beste middel zijn om de ziekte te voorkomen.
Het eten van rauw varkensvleesch is dus af te raden. In landen, waar men dit doet, is de trichinose dikwijls opgetreden, zelfs somtijds in grooten omvang. Amerikaansch varkensvleesch, dat in zoo groote hoeveelheden wordt ingevoerd, schijnt geen bijzonder gevaar op te leveren, hoewel trichinose in Amerika voorkomt, omdat dit vleesch sterk gezouten wordt en hierdoor de trichinen zich niet verder ontwikkelen kunnen. Door den strengen keuringsdienst in Duitschland is de ziekte zeer afgenomen; in ons land zijn kleine „epidemieën” vroeger wel voorgekomen, maar gevallen van trichinose zijn thans, na de invoering van de vleeschkeuring, zeer zeldzaam.