Sprot - Clupea sprattus, visch uit de familie der Haringachtigen (Clupeidae). Lichaam zijdelings sterk samengedrukt, heeft uitwendig groote gelijkenis met den haring doch onderscheidt zich daarvan voornamelijk door zijn geringere afmeting, grootere hoogte in verhouding tot de lengte en scherpere kielschubben ; dit zijn schubben, die zich aan de buikzijde tusschen de buikvinnen en den anus bevinden, en die aan den buikkant een gezaagd voorkomen geven. Ook in levenswijze komt de sprot met den haring overeen ; zij bewoont de Noordzee, vormt eveneens groote scholen, doch heeft in tegenstelling met den haring pelagische eieren, die vooral in de maanden Mei en Juni in de nabijheid onzer kusten worden aangetroffen. De sprot kan een lengte van 15 a 16 c.M. bereiken en behoort derhalve tot onze kleine vischsoorten.
Meestal verschijnt zij in het najaar en vooral met W. wind in zwermen op onze kust en wordt dan in de zeegaten, zoowel in Zeeland als Noord-Holland, vaak in groote hoeveelheden gevangen en vervolgens gerookt. Het is heel merkwaardig, dat de sprot bij onze visschers algemeen met den naam van „sardijn” of „schardijn” bestempeld wordt en eerst wanneer zij gerookt is, haar waren naam draagt. Het is een goedkoop smakelijk vischje, dat zoowel licht als zwaarder gerookt in den handel komt (zie ook onder BOKKING). Vermelding verdient, dat in de Zuiderzee de onvolwassen zoogen. „halve haringen”, ten onrechte natuurlijk, met den naam van „sprot” plegen te worden aangeduid.