Sievers

betekenis & definitie

Sievers - (Eduard), Duitsch taalgeleerde, geb. in 1850, sedert 1876 professor in de Germaansche Philologie aan verschillende hoogescholen en sedert 1892 te Leipzig. S. is een der beste phonetici en een groot kenner van grammatica en metriek ; zijn belangrijkste werken en uitgaven zijn: Grundzüge der Lautphysiologie (1876); Der Heliand (1878); Die althochdeutschen Glossen (4 dln. 1879—98, met E. Steinmeyer); Angelsächsische Grammatik (1882); Altgermanische Metrik (1892) ; Studien zur hebräischen Metrik (3 dln. 1901—07); Ueber Sprachmelodisches in der deutschen Dichtung (1901) en verdere Rhythmisch-melodische Studien, die een geheele omwenteling in de philologische methode beoogen.