Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Seulimeum

betekenis & definitie

Seulimeum - onderafd. der afd. Groot-Atjèh van het Gouv. Atjèh en Ond., met gelijkn. standplaats van den controleur, aan de samenvloeiing van de Atjèh-rivier en de Seulimeum. Ze omvat de sagi der XXII Moekims en de VII Moekims Pidië (zie ATJEH), en bevat het bovenstroomgebied der Atjèh-rivier met het gebergte ten N. daarvan; ze vormt dus de „Toenòng” of het Bovenland hij uitnemendheid. (Zie ATJÈHERS).

Vroeger moet de streek veel dichter bevolkt zijn, maar thans is de onderafd. zeer dun bevolkt, vooral in ’t bergland ten N. der Atjèh-rivier; in 1915 bedroeg de bevolking ± 37.000 Atjèhers, ± 1100 andere Inl., ± 65 Europ., ± 460 Chin. en ± 20 andere Vr. Oosterl. Te S. is een Gouvernements Inl. school 2de kl. gevestigd, op andere plaatsen volksscholen.

< >