Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Sabbat

betekenis & definitie

Sabbat - Het Hebr. werkw. sabat bet.: rusten, dus S. = rustdag. Het hoofdkenmerk van den Joodschen S. is dan ook het laten rusten van allen arbeid. Dat werd soms zóó streng doorgevoerd, dat men zich op S. zonder verweer liet afmaken. Daar absolute rust op den S. onmogelijk is, formuleerden de Joodsche wetgeleerden 39 hoofdgroepen van verboden bezigheden, waarbij zij vielen in de uiterste casuïstiek.

Het Oudtestamentische S.-gebod staat in de 10 geboden: Ex. 20 : 11. De S. als wekelijksche rustdag is echter niet specifiek-Joodsch: ook bij de Babyloniërs kwamen reeds zulke „vierdagen” voor, n.l. de 7e, 14e, enz. dag van elke maand. Somm. meenen, dat de Joodsche S. aan de Babyloniërs is ontleend en houden zelfs het woord S. voor afgeleid van het Babylonische woord sabattu. Maar de Joodsche S. draagt in elk geval een heel ander karakter (feestdag) dan deze Babylonische sabattudagen (sombere, onheilspellende dagen). De viering van den S. wordt zoowel door sociale als door religieuze motieven aangedrongen. De oudste Christenen vierden naast den S. den „eersten dag der week” als herdenking van de opstanding van Jezus; zie ZONDAG.