Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Nachtarbeid

betekenis & definitie

Nachtarbeid. - Bij de Arbeidswet van 1 Nov. 1919, Stb. 624, is als regel de arbeid verboden in fabrieken en werkplaatsen tusschen 6 uur n.m. en 7 uur v.m. (art. 24), in bakkerijen tusschen 8 uur n.m. en 6 uur v.m. (art. 35) en in winkels tusschen 11 uur n.m. en 6 uur v.m. (art. 47). Jeugdige personen (tot 18 jaar) mogen in winkels geen arbeid verrichten tusschen 8 uur n.m. en 8 uur v.m. (art. 46). In kantoren mogen jeugdige personen geen arbeid verrichten tusschen 6 uur n.m. en 8 uur v.m. (art. 51), in apotheken (art. 56), koffiehuizen en hotels (art. 61) tusschen 8 uur n.m. en 8 uur v.m. Buiten al de genoemde inrichtingen mogen zij niet arbeiden tusschen 7 uur n.m. en 6 uur v.m. (art. 17). Voor volwassenen bestaat een verbod van nachtarbeid niet voor kantoren, apotheken, koffiehuizen, hotels en verplegingsinriehtingen, noch voor arbeid buiten deze inrichtingen, fabrieken, werkplaatsen en winkels. — Zie ook art. 227 Mijnreglement 1906, dat bepaalt, dat personen beneden 16 jaren op de bovengrondsche werken der mijnen (ondergronds mogen zij krachtens art. 233 in het geheel niet arbeiden) geen arbeid mogen verrichten tusschen 6 uur n.m. en 6 uur v.m. — Zie ook art. 9 Steenhouwerswet.

< >