Melken - het winnen van de melk uit den uier der melkdieren. Niet alle melk, die uit den uier gehaald wordt, is in den uier aanwezig, als men begint te melken. De grootste helft wordt tijdens het melken door de melkdieren geproduceerd. M. is dus niet alleen ontlasten van melk, doch ook een zoodanigen prikkel veroorzaken, dat de melksecretie in ruime mate plaats heeft.
Verder moet gezorgd worden, dat men niet een deel van de melk in den uier laat zitten, doch dat men schoon uitmelkt. De laatste stralen zijn zeer vetrijk, bezitten 8—10 % vet, terwijl de eerste stralen maar 1 a 1½ % vet bevatten. Om den uier goed te prikkelen en goed uit te melken moet stevig en krachtig gemolken worden en moet men de speen goed met de geheele hand omvatten. Tusschen duim en wijsvinger wordt boven aan den tepel de tepelholte gesloten, waarna dan met de andere vingers de melk uit het tepelkanaal geperst wordt. Daarop opent men weer duim en vinger, er stroomt weer melk in de tepelholte en deze kan weer uitgeperst worden.
Teveel trekken aan de spenen is niet noodig en veroorzaakt licht ontvellingen. Voor een zindelijke melkwinning is het noodig, dat stal en koeien zindelijk zijn, dat de spenen goed gereinigd worden, dat de melker vooraf de handen wascht en zorgt voor een goed gereinigden melkemmer. De groote hygiënische beteekenis van het goede melken ziet men meer en meer in: cursussen in het melken worden daarom op vele plaatsen gehouden. Het best wordt, over het algemeen, in Friesland gemolken.