Mantel - 1) noemt men bij effecten het aandeel of de obligatie zelf in tegenstelling met de bijbehoorende dividend- of couponbladen. Teneinde kans op verlies te verkleinen, worden meermalen de laatste van de mantels gescheiden en afzonderlijk bewaard of in open bewaargeving aan een bank toevertrouwd, terwijl de mantels in een safeloket of eigen brandkast worden opgeborgen.
2) onderdeel van een kanon; zie GESCHUTCONSTRUCTIE. Bij het eerste achterlaadgeschut waren de projectielen, ten einde de trekken in de ziel te volgen, op het cylindrisch gedeelte omgeven door een looden m., waarin de velden rijen nokken sneden. De moderne geweerkogels zijn omgeven door een stalen m., die door de velden zoodanig wordt ingedrukt, dat er groeven ontstaan in den kogel, deze de velden volgt en de omwentelende beweging verkrijgt. (Zie ook TREKKEN). Bij een mitrailleur of ander zelfwerkend vuurwapen word(en)t de loop(en) omgeven door een m. teneinde gedurende het snelvuur door doorstroomende lucht of doorstroomend water te worden afgekoeld.
3) een eind touw over een schijf van een blok, z.g. mantelblok geschoven, waarvan het eene eind verbonden is aan het bovenblok van een gewoon takel, gewoonlijk een z.g. derde hand, het andere eind met het onderblok van het takel aan den te hijschen last is vastgemaakt, waardoor de te hijschen last dubbel zoo groot kan zijn als alleen met een derde hand. Het takel en mantel wordt, eenigszins gewijzigd, aan boord van zeilschepen voor verschillende doeleinden gebruikt.