Manilahennep - ook Musahennep, Siamhennep, Abaca of Pinas genoemd, bestaat uit door de vezels van de bladscheede van enkele Musasoorten, in het bijzonder van de Musa textilis, op de Filippijnen, Java en Guyana. De sterk glanzende, bijzonder lange vezel (1—2 M.) wordt uit de bladscheeden verkregen, door deze te drogen, aan reepen te knippen, te kloppen, te wasschen en tenslotte te hekelen (zie LINNEN, VLAS). Ze worden bij het drogen lichtbruin; bij slechte behandeling donkerbruin.
Slechts de allerfijnste M. uit jonge planten, bekend als „Tupoz”, is voor textielweefsels bruikbaar, welke dan zwaar, glanzend en ijzersterk zijn. Het overgroote deel der M. wordt gebruikt voor de vervaardiging van scheepstouw, in verband met de eigenschap van touw uit dit materiaal vervaardigd, in tegenstelling met alle andere touwsoorten, op water te drijven. Touwwerk voor de Engelsche oorlogsmarine moet van M. vervaardigd zijn, De Philippijnen produceerden in 1912 170.000 ton M., Java 500 ton.
