Malherbe - (François de), Fr. dichter, geb. te Caen in 1555, overl. in 1628, gunsteling van Hendrik IV en Maria de Medici, later van Lodewijk XIII en Richelieu. De plaats, die hij in de geschiedenis van de Fr. dichtkunst inneemt, is die van een hervormer. Het werk van Ronsard en zijn Pléiade werd door hem aan strenge kritiek onderworpen. Zijn doel was orde en regelmaat te brengen in de poëzie, zooals die zich in den Renaissance-tijd ontwikkeld had.
Ongenadig ging hij hierbij te werk en ontzag zich b.v. niet Desportes, bij wien hij gastvrijheid genoot, eens toe te voegen, dat zijn soep hem beter beviel dan zijn psalmvertaling. Ten eerste ontlastte hij in ruime mate de Fr. dichtkunst van haar overdadige mythologische en andere klassieke versierselen. Dan maakte hij het gevoel ondergeschikt aan de rede, zoo ook het bijzondere, het individueele aan het algemeene. Zijn gedichten vertolken niet de aandoeningen van een gevoelsmensch, maar veeleer de ideeën van een verstandsmensch, en ontwikkelen bij voorkeur gemeenplaatsen, b.v. Prière pour le roi allant en Limousin ; Ode à Louis XIII allant châtier la rébellion des Rochelois ; Consolation à M. Du Périer. Taal, stijl en verskunst hadden zijn volle belangstelling. Hij keurt het gebruik van neologismen, van aan de volkstaal of aan de dialecten ontleende uitdrukkingen af en vervangt technische woorden door omschrijvingen. Syntaxis en woordvoorraad moeten zich, volgens hem, richten naar het algemeen beschaafd gebruik. Zijn stijl is, alhoewel krachtig en streng, toch onpersoonlijk.
In zijn aanteekeningen bij het dichtwerk van Desportes maakt hij bedenkingen tegen alle figuurlijke uitdrukkingen, die niet door het gebruik geijkt zijn. Op metrisch gebied hetzelfde streven om alles nauwkeurig te regelen: geen „inversies”, geen „enjambementen”, geen hiaten. M. beschouwt een gedicht als volmaakt, wanneer het zich, naar den inhoud, onderscheidt door duidelijkheid, orde en logischen gedachtengang, en, naar den vorm, door nauwkeurigheid en beknoptheid. Hij zelf heeft tijd noch moeite ontzien om die volmaaktheid te bereiken. Ieder woord, ieder rijm werd herhaaldelijk gewikt en gewogen, voordat de dichter het een blijvende plaats in zijn ode of sonnet waardig keurde, met het gevolg, dat de gedichten, die hij nagelaten heeft, slechts weinig in getal zijn en nauwelijks een paar honderd bladzijden beslaan. Het zijn hoofdzakelijk : Stances, Odes, Sonnets, Chansons, Epigrammes en Epitaphes. Toch is M. een dichter van beteekenis, omdat hij de kunst van Ronsard en zijn school heeft weten te leiden in banen, die ons voeren naar de klassieken van de tweede helft van de 17e eeuw. — Zie: Jannet, Poésies complètes de Malherbe, préface, notes, glossaire (Paris, Marpon et Flammarion, z.j.); Brunot, la Doctrine de Malherbe (Paris, 1891).