Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Magnolia

betekenis & definitie

Magnolia - Plantengeslacht der Magnoliaceeën met ongeveer 30 soorten in trop. Azië, Oost-Azië en Atlant. Noord-Amerika, tijdens het krijt-tijdperk en in het tertiaire tijdvak ook algemeen in Europa, Groenland, enz., doch daar nu uitgestorven. De planten worden als Beverboom (ten onrechte ook Tulpeboom) bij ons veel gekweekt.

Ze onderscheiden zich door hun fraaie bloemen en groot aantal bloemdekbladeren, vele meeldraden en een lange bloemas, die met vruchtbeginsels is bezet. De vruchten zijn kokervruchten. (Zie plaat Polycarpen, fig. 5). De bladeren hebben een rondom gesloten scheede. Het zijn heesters of boomen, 2de of 3de grootte. De laatste onderscheiden zich door een eerst losse, later rijk vertakte kroon, die zomers weinig licht doorlaat. Alle soorten hebben zeer groote bloemknoppen, gaafrandige, meestal groote eironde-ellipsvormige bladeren en (met uitzondering van M. acuminata) zeer fraaie bloemen, stervormig of klokvormig, groot en zeer talrijk, vóór, of met of na het blad. Zij eischen een tegen hevigen wind beschutte standplaats en behalve M. glauca, die ook in de schaduw groeit, veel licht. De vroegbloeiende soorten moeten liefst op het Noorden staan.

M. cordata en glauca eischen een vochtige standplaats. Alle overige soorten stellen zich tevreden met een droog-frisschen, humusrijken, zandig-leemachtigen bodem. Alle hieronder genoemde, naar den bloeitijd gerangschikte, soorten zijn geschikt voor randbeplanting en voorbereidende groepen. M. stellata, een rijkvertakte heester van 1,60 M. hoogte, heeft betrekkelijk kleine bladeren en uiterst talrijke, stervormige, ± 7 c.M. metende, welriekende, witte bloemen vóór het blad in Maart— April. M. Yulan var. alba superba, M. Soulangeana en M. Lenneana zijn boomen van 3—5 M. hoogte en hebben groote, klokvormige bloemen, respectievelijk zuiver wit in April, wit en van buiten rosé in April—Mei en wit, van buiten rood in Mei.

M. Soulangeana nigra, (= M. Soulangeana x obovata) en M. obovata, heesters van 3 M. hoogte, bloeien in Mei—Juni met het blad met klokvormige, respectievelijk donkerroode en witte, van buiten roode bloemen. M. Watsoni is een heester van 1,50 M. hoogte, met zeer talrijke, welriekende, vlak schotelvormige, ± 18 c.M. metende, roomkleurige, van buiten roodgetinte bloemen met roode meeldraden. M. glauca wordt 5 M. hoog, heeft van onder lichtgrijze bladeren en komvormige, 7 c.M. breede, roomwitte zeer welriekende bloemen in Juni—Sept. Alle volgende soorten zijn boomen van 15 à 20 M. hoogte, n.l. M. hypoleuca, (bloem 15 c.M., roomwit met roode meeldraden, welriekend, in einde Mei— Juni); M. cordata, (bloem tulpvormig, 10 c.M., geel, roodgestreept in Juni, Juli en blad van onder grijsviltig); M. thompsoniana = M. tripetala, (met slecht riekende bloemen) x glauca, (bloemen 20 c.M., uitgespreid, zuiver wit, zeer welriekend, in Juni, Juli); M. parvifolia, (bloemen 3 c.M., komvormig, wit met donkerroode meeldraden) welriekend, in Juni—Sept.