Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lactuca

betekenis & definitie

Lactuca - plantengeslacht der Composieten met ongeveer 100 soorten meest op het N.-lijk halfrond. Het zijn meest sappige kruiden met gele bloemhoofdjes. Een bekende soort is Lactuca sativa, de Sla of Latuw, waarvan de vorm capitata de Kropsla levert. Lactuca virosa (zie plaat Giftige planten I fig. 7), de Gifsla, komt bij ons alleen verwilderd voor, doch groeit in het wild in Zuid-Europa.

Hij onderscheidt zich door de stekelpuntige bladeren, die bovendien op de hoofdnerf van de onderzijde met stekels zijn bezet. Vanaf het begin van den bloeitijd snijdt men den stengel eenige decimeters onder den top af, waardoor rijkelijk melksap uittreedt, dat indroogt en verzameld wordt. Door telkens nieuwe stukjes van den stengel af te snijden, krijgt men steeds meer ingedroogd melksap. Het wordt dan tot ballen of koeken gekneed, die als Lactucarium in den handel komen. De stof is geelachtig bruin, riekt narcotisch en smaakt zeer bitter. Het wordt in de geneeskunde gebruikt als zachtwerkend narcoticum en komt in verschillende hoest- en asthma-middelen voor. In Nederland komt L. Scariola als kompasplant hier en daar langs wegen en dijken voor, terwijl L. muralis, de Muursla, een vrij algemeen voorkomende wilde soort is.

< >