Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kapteyn

betekenis & definitie

Kapteyn - 1) Jacobus Cornelius, Ned. sterrekundige van grooten naam, geb. 1851 te Barneveld als 10e van 15 kinderen. Hij studeerde te Utrecht, waar hij in 1875 promoveerde. Kort daarna werd hij observator aan de sterrewacht te Leiden, en in 1878 hoogleeraar te Groningen. Tevergeefs trachtte hij hier een kleine sterrewacht te verkrijgen: de plannen waren gereed, het terrein was aangewezen, maar de regeering wilde ten slotte de vereischte gelden niet toestaan.

K. noch de Nederl. Astronomie is daar op den duur rouwig om geweest. Groningen bezit geen sterrewacht, maar een wereldberoemd „Sterrekundig Laboratorium”, een wetenschappelijke instelling van buitengewone beteekenis. In 1885 kwam K. in nauwere aanraking met Gill, den Directeur der Kaapsche sterrewacht. Men sprak af, dat G. den Zuidelijken sterrenhemel zou fotografeeren en dat K. de platen te Groningen zou uitmeten. Aldus geschiedde, 1885-1898, en het resultaat is de Cape Photographic Durchmusterung (3 dln., 1896-1900). Behalve aan dit zeer omvangrijke werk dankt K. zijn naam bovenal aan zijn onderzoekingen op het gebied der sterrenstatistiek: de uitkomsten vullen 30 deelen der Publications of the Astron. Laboratory at Groningen (1900-1920).

In het bijzonder maakte K. werk van directe en indirecte parallaxis-bepalingen der vaste sterren. Allerlei nieuwe methoden werden door hem bedacht en toegepast. De vruchtbaarste is zeker wel die, welke gebaseerd is op de studie van de Eigen Bewegingen der vaste sterren. Dat bracht K. vanzelf op de bepaling van den Apex, bij welke onderzoekingen hij zijn vermaarde ontdekking deed (gepubliceerd 1905), omtrent de twee sterrenstroomen, die een geheelen omkeer heeft gebracht in onze denkbeelden omtrent den bouw van het stelsel der vaste sterren. Sinds eenige jaren werken ter bestudeering van dit vraagstuk een aantal der voornaamste sterrewachten samen, volgens een door K. uitgewerkt schema, ten einde de voor een behoorlijke sterrenstatistiek noodige gegevens ten minste voor bepaalde plaatsen van den hemel te verkrijgen. Mede ten behoeve van dezen arbeid heeft K. sedert 1908 6-maal in de zomervacantie N.-Amerika bezocht, ten einde aldaar, in het bijzonder op Mt. Wilson in Californië, met de voornaamste astronomen den stand van het vraagstuk te bespreken. — K. geldt als een der hoogste autoriteiten op het gebied der stellaire sterrekunde. Tallooze buitenlandsche wetenschappelijke onderscheidingen vielen hem ten deel.

In 1902 ontving hij de groote gouden medaille der Royal Astr. Society te Londen. In 1920 werd hij in den Vorstand der Astron. Gesellschaft gekozen. Het is in kort bestek haast onmogelijk, een overzicht van K.’s talrijke werken te geven. Zijn voornaamste verhandelingen op het gebied van de parallaxis, de eigen beweging en de statistiek der vaste sterren zijn in de reeds vermelde Publ. of the Astr.

Lab. at Groningen verschenen. Van de overige, voor het meerendeel gepubliceerd òf in de zittingsversl. van de Kon. Ak. v. Wet. te A’dam, òf in verschillende buitenlandsche vaktijdschriften (Astroph. Journal, Astron. Nachr., Astron. Journal, enz.) zijn in de eerste plaats te noemen: Méthode parallactique de mesure (1888-92); Over de verdeeling der sterren in de ruimte (1893); Die mittlere Geschwindigkeit der Sterne, die Quantität der Sonnenbewegung und die mittlere Parallaxe der Sterne von verschiedener Grösse (1898); De lichtkracht der vaste sterren (1901); Der Apex der Sonnenbewegung, die Constante der Praecession und….. (1901); Skew frequency curves (3 verh., waarvan één met M. J. van Uven, 1903, 1916-16); Star Streaming (1905); Plan of Selected Areas (1906); Over de gemiddelde sterdichtheid op verschillenden afstand van het zonnestelsel (1908); The Absorption of Light in Space (3 verh., 1909-’14); On certain statistical data (1910); Definition of the Correlation-Coefficient (1912); On the individual Parallaxes of the brighter galactic Helium stars (2 verh., 1914). — Als wiskundige is K. bekend door zijn onderzoekingen in de waarschijnlijkheidsrekening, in ’t bijzonder over scheeve frequentiekrommen en over den correlatiecoëfficient.

2) Willem, geb. 1849, Nederl. wiskundige, van 1877-1917 hoogleeraar te Utrecht, bekend door zijn onderzoekingen op ’t gebied der analyse, in ’t bijzonder in de theorie der differentiaalvergelijkingen, der functies van Bessel, der integraalvergelijkingen.

< >