Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Huwelijksche voorwaarden

betekenis & definitie

Huwelijksche voorwaarden - overeenkomst tusschen aanstaande echtgenooten tot regeling van de gevolgen, die het voorgenomen huwelijk voor hun vermogen zal hebben. Zonder h. v. ontstaat tusschen hen een algeheele gemeenschap van goederen, ook wettelijke gem. genoemd. Deze nu kan bij h. v. geheel worden uitgesloten of beperkt. Voorbeelden van een beperkte gemeenschap zijn die van winst en verlies en die van vruchten en inkomsten.

Voor zooverre niet uitdrukkelijk of uit den aard der bij de h. v. gemaakte bedingen van de bepalingen omtrent de wettelijke gem. is afgeweken, blijven deze ook bij h. v. gelden (208 B. W.). Bij h. v. mag niet worden afgeweken van de rechten, welke uit de macht van den man als zoodanig en uit de vaderlijke macht voortspruiten, noch van de rechten, die de wet aan den langstlevenden echtgenoot als zoodanig heeft toegekend. Ook kan niet worden afgeweken van de rechten, aan den man als hoofd der echtvereeniging toekomend. Wel kan de vrouw voor zich bedingen het beheer harer roerende en onroerende goederen en het vrije genot harer inkomsten. Ook mag worden bedongen, dat niettegenstaande de wettelijke gemeenschap de onroerende goederen, de inschrijvingen op het grootboek der nat. schuld en de andere effecten en inschulden, ten name der vrouw staande en door haar aangebracht, of die staande huwelijk van hare zijde in de gem. mochten vallen, buiten hare medewerking niet door den man zullen mogen worden vervreemd of bezwaard (195 B. W.). Bij huwel. voorwaarden kan geen afstand worden gedaan van hetgeen de wet aan de echtgenooten in de nalatenschap hunner nakomelingen toekent. Ook mag de nalatenschap van dezen niet worden geregeld ; zie FIDEICOMMIS (196 B. W.). Niet mag worden bedongen, dat een der echtgenooten tot een grooter aandeel in de schulden zal gehouden zijn, dan zijn aandeel in de baten der gem. beloopt (197 B. W.). De h. v. mogen niet in algemeene bewoordingen toepasselijk verklaren buitenlandsche wetten of eenige gewoonten, wetten, wetboeken of plaatselijke keuren, welke tevoren in de onderscheiden gedeelten des rijks hebben gegolden (198 B. W.). Ingeval van beperking of uitsluiting van gem. kan de som worden bepaald, welke de vrouw jaarl. tot de huishouding en de opvoeding der kinderen uit hare goederen zal moeten bijdragen (200 B. W.). De vrouw mag niet bij h. v. afzien van haar recht om van de wettelijke of beperkte gem. afstand te doen (208 B.W.). De aanstaande echtgenooten kunnen bij h. v. elkaar wederkeerig of eenzijdig giften doen hetzij van tegenwoordige bepaald aangeduide goederen, hetzij van hunne geheele of een gedeelte hunner nalatenschap, alles behoudens hetgeen omtrent het wettelijk erfdeel geldt (223, 224 B. W.). Uitdrukkelijke aanneming dier giften is niet noodig (225 B.W.). Aan die giften kunnen voorwaarden worden verbonden, ook zoodanige, waarvan de vervulling van den schenker afhangt (226 B. W.). De giften zijn onherroepelijk (227, 228 B. W.). Gelden ze een geheele of gedeeltelijke nalatenschap, zoo kan de schenker over hetgeen daartoe behoort niet meer om niet beschikken behalve over geringe sommen tot belooning of om andere redenen (228 B. W.). Giften eener geheele of gedeeltelijke nalatenschap vervallen, indien de begiftigde vóór den schenker overlijdt (230 B. W.). Dit geldt niet voor andere giften bij h. v. (229 B. W.). Bij tweede of verder huwelijk beperkt art. 237 B. W. de bevoegdheid van het bespreken van voordeelen ten behoeve van den nieuwen echtgenoot met het oog op de belangen der voorkinderen (237 B. W.). Ook derden kunnen bij h. v. giften doen, waarvoor hetzelfde geldt als hier voor giften tusschen de echtgenooten werd medegedeeld (231, 232, 234 B. W.). Alleen bepaalt art. 233 B. W., in afwijking van art. 230 B. W., dat een gift van het geheel of een gedeelte der nalatenschap van den schenker, hoezeer alleen ten behoeve van de echtgenooten of van een hunner gedaan, altijd geacht wordt ten behoeve ook van de kinderen en nakomelingen uit het huwelijk geboren te hebben plaats gehad, in geval de schenker den begiftigde overleeft en het tegendeel niet uitdrukkelijk is bepaald.

Die giften vervallen echter, indien de schenker ook alle nakomelingen overleeft. — Minderjarigen, die een huwelijk mogen aangaan, zijn ook bekwaam om toe te stemmen in de bepalingen hunner h. v., mits zij bij het maken daarvan den bijstand hebben gehad van wie toestemming tot het huwelijk moet geven. Heeft het huwelijk plaats uit kracht van verlof van den kantonrechter, zoo moet het ontwerp der h. v. bij het verzoek om verlof worden gevoegd, teneinde daaromtrent gelijktijdig worde beschikt (206, 1483 B. W.). — De h. v. moeten, op straffe van nietigheid vóór het aangaan des huwelijks, bij notarieele akte worden verleden. Zij beginnen te werken van het oogenblik der voltrekking des huwelijks. Geen ander tijdstip mag daarvoor worden bepaald (202 B. W.). Ten aanzien van derden echter zullen bepalingen, waarbij van de wettelijke gem. geheel of gedeeltelijk wordt afgeweken, niet vroeger kunnen werken dan van den dag der overschrijving dier bepalingen in een openbaar register ter griffie der Rechtbank (207 B. W.). Is het huwelijk eenmaal gesloten, zoo kunnen de h. v. opgeenerlei wijze meer worden gewijzigd (204 B. W.).

Vóór het huwelijk is wijziging mogelijk bij akte in denzelfden vorm als de h. v. zelf. Tegenwoordigheid en toestemming van alle partijen bij de h. v. is daarvoor vereischt (203 B. W.). Komt het huwelijk niet tot stand, zoo vervallen de h. v. met inbegrip der schenkingen, ter zake van het huwelijk beloofd (209 B. W.). — In geval van overlijden van een der echtgenooten en, indien er eenige gemeenschap bestaat, ook bij tusschentijdsche ontbinding daarvan moet worden uitgemaakt aan wie de aanwezige goederen behooren. Ieder mag dan het zijne terugnemen (recht van reprise). Natuurlijk moet hij zoo noodig zijn recht op hetgeen, waarop hij aanspraak maakt, bewijzen. — Voor goederen, staande huwelijk door de echtgenooten verworven, geeft art. 221 B. W. voorschriften voor de gem. v. winst en verl. en die v. vr. en inkomsten (zie aldaar).