Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Helling

betekenis & definitie

Helling - 1) (Hd. Fallen), van een laag, de standhoek tusschen haar begrenzingsvlakken en het horizontale vlak. De h. wordt gemeten als het complement van den hoek, welken een in het vlak van de laag getrokken lijn, loodrecht op den doorgang van dit vlak met het horizontale vlak, maakt met een loodlijn (klinometer).

Een laag wordt in het algemeen horizontaal afgezet; het hellen is een secundair verschijnsel, veroorzaakt door plooiïng of kanteling. In zeer enkele gevallen slechts, nl. door de werking van den wind of door snelstroomend water kunnen bezinksels in schuinen stand worden afgezet.

2) eener loopbaan (sterrekunde), de hoek die het baanvlak met het vlak der Ekliptika maakt. De helling is voor alle groote planeten zeer klein; bij de planetoiden worden hellingen tot 35° (Pallas, Zerline) aangetroffen. Bij de kometen treft men alle waarden tusschen 0° en 180° aan; is de helling grooter dan 90°, dan heet de komeet terugloopend.
3) Een schip wordt gewoonlijk gebouwd op een h. In zeer enkele gevallen in een dok. De h. is een hellend vlak, zoo stevig gebouwd, dat het, zonder verzakking, het gewicht van de te bouwen schepen kan dragen. Het hangt dus geheel af van den aard van den bodem, hoe de fundeering moet zijn ingericht. Op een drassigen ondergrond, zooals bijv. te Amsterdam wordt de h. gemetseld op zware paalfundeeringen, waarover een eikenhouten vloer ligt. Tusschen het metselwerk liggen, dwars op de richting der h., eikenbalken, zoowel voor steun van dit metselwerk, als om de slagbeddings aan te bevestigen. Over het midden wordt op de h., op afstanden van 4 a 5 voet, een rij stapelblokken geplaatst, die zoo hoog zijn, als noodig is voor de werkzaamheden.

De h. moet een eind onder water doorloopen, daar anders het gedeelte van het schip, dat bij het van stapel loopen het eerst van de helling is, ongesteund zou zijn en er dan dus veel van het langsverband van het schip zou worden gevergd. De verschillende blokken, waaruit de stapelblokken bestaan, zijn door ijzeren platen onderling verbonden, terwijl de bovenste blokken wigvormig zijn en hunne bovenkanten gesteld worden naar het beloop van de kiel. Op deze blokken, die met krammen worden vastgezet, worden dunne plankjes gelegd, de zoogen. pannestukjes. Tijdens den bouw wordt het schip door stutten en schoren gesteund en wordt de stelling, naarmate men met den bouw vordert, hooger opgetrokken. Zie SCHEEPSHELLING en SLEEPHELLING.