Heijermans jr - (Herman), Nederl. letterkundige en journalist, geb. te Rotterdam in 1868, werd voor den handel opgeleid, doch begon zich reeds vroeg geheel aan de litteratuur te wijden. Was werkzaam aan „De Telegraaf” en „Het Handelsblad”, waarin hij tooneelkritiek en feuilletons publiceerde. Van groote beteekenis is hij als tooneelschrijver; hij is onze beste dramaturg, weet volkomen „tooneel” te geven; zijn stukken zijn soms eenzijdig en al te tendentieus, zijn laatste werken toonen echter groote verdieping en bezonkenheid. Zelfs waar zijn stukken als geheel onbevredigd laten, boeit hij altijd weer door zijn meesterlijke tooneeltjes.
Zijn stukken zijn zeer realistisch en een aanklacht tegen allerlei maatschappelijke misstanden, zijn streven is door zijn kunst het socialisme te dienen. Zijn eerste stuk was Dora Kremer (1893), dat weinig succes had. Na een klein stuk in één bedrijf (Ahasveros) begon met Ghetto (1899, prachtige Joodsche milieu-schildering) zijn groote opgang. Jaar op jaar verschijnen sedert dien zijn stukken, die steeds een gebeurtenis in de tooneelwereld zijn: Het Zevende Gebod (burgerlijke zedenkomedie, 1900), Op Hoop van Zegen (spel van de zee, 1901), Ora et Labora (spel van het land, 1902), Het pantser (romantisch soldatenspel, 1902), Schakels (vroolijk spel van den huiselijken haard, 1903), Bloeimaand (spel van de stad, 1904), Allerzielen (1906), Vreemde Jacht (1908), De meid (1908), De opgaande Zon (1909), Beschuit met muisjes (blijspel, 1910), Glück Auf (mijnwerkersstuk, 1912), Botert en Bertram (klucht, 1916); dat zijn talent door dit vele schrijven niet uitgeput is, bewijst wel zijn laatste stuk Eva Bonheur (1916), dat vele van zijn vroegere stukken verre overtreft. Meer fantastische, ietwat gerekte, stukken : Uitkomst (1907), De schoone slaapster (1908), kleinere stukjes: Nummer Tachtig (1898), Drie Tooneelstukjes (1899), Eén Mei (1900), Brand in de Jonge Jan, Tooneelstudies (eerste bundel, 1904), onder het ps. S. Falkland, Kinderen. Vele van deze stukken zijn in het Duitsch, Fransch en Engelsch vertaald.
Hij zelf bewerkte naar George Eysler Kok en Springer (blijspel, 1917). Een van zijn vele verdiensten is, dat hij echt-Hollandsch werk gaf tegenover het vele uit den vreemde op het tooneel. Van zijn romanwerk vermelden wij hier: Kamertjeszonde (4de druk, 1903, ps. Koos Habbema), Fleo (1893), Trinette (2de druk, 1894), Interieurs (1894), Diamantstad (2 dln.). Als S. Falkland publiceerde hij een twintig-tal bundels Schetsen, die alle spelen in klein-burgerlijke kringen, waarin hij zeer thuis is en die hij voortreffelijk weet te teekenen. Hij was de oprichter van „De Jonge Gids”, die zich maar enkele jaren staande hield (1897 —1901) en mede-redacteur van het socialistische tijdschrift „De Nieuwe Tijd” (sinds 1899). In latere jaren vertoefde Heijermans in Berlijn; toen in 1912 De Nederlandsche Tooneelvereeniging failliet ging, stelde hij zich aan het hoofd van de N. V. „De Tooneelvereeniging”, waarmee hij het Grand-Théatre te Amsterdam bespeelt.