Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Grove den

betekenis & definitie

Grove den - (Pinus silvestris), in N.-Brab. mast, in Utrecht en het Gooi spar (zie DEN) genoemd, is de meest voorkomende woudboom in ons land. Ruim de helft van onze bosschen is samengesteld uit deze houtsoort. De boom stelt geen hooge eischen aan den grond, hoewel de groei op humusrijken, vochthoudenden, niet verzuurden zandgrond belangrijk beter is dan op stuifzand of op een verzuurden bodem. Hij werkt in de jeugd door zijn afgevallen naalden grondverbeterend; weldra echter vergaan deze naalden te moeilijk, er vormen zich mossen; voorts, mede doordat het kronendak te veel licht doorlaat, boschbessen en grassen, waarvan het gevolg is achteruitgang van de grondgesteldheid (verzuring, loodzandvorming).

De gr. d. is diepwortelend; bij bovenbeschreven bodemgesteldheid sterft echter de penwortel af, of kan zich niet ontwikkelen, zoodat de boom dan vlakwortelend wordt. Omwaaien en vroegtijdige sterfte komt dan ook in zulke bosschen veel voor. Het kwaad kan worden voorkomen door behakken van den bodem en door menging of onderplanting met loofhout (zie GEMENGD BOSCH). De boom kan niet in de schaduw groeien.

Het zaad rijpt in den tweeden herfst na den bloei. Het is niet gewenscht de kegels vóór December te oogsten. Het zaad wordt er kunstmatig door de zonnewarmte of in een zaadeest uitgehaald.

Bij den aanleg tot bosch wordt in het voorjaar ong. 5 K.G. per H.A. breedwerpig uitgezaaid. Het zaad wordt bedekt door het zand uit greppels of kuilen. Meestal moet de grond vooraf worden bewerkt eer wordt overgegaan tot planten. Men gebruikt 1-jar. z.g. plukdennen of 2-jar. verspeende dennen. Zij worden gepoot met de wigvormige plantschop, in zandverstuivingen en duinen ook met de duinschop, op afstanden van ong. 76 c.M. Kluitdennen worden zelden meer gebruikt. Op ong. 15-jarigen leeftijd worden de dennenbosschen meestal voor de eerste maal uitgedund en voorts elke 3—6 jaar. Als mijnhout wordt hij geveld op 35—50-jar. leeftijd, voor palen en werkhout laat men den boom ouder worden. Indien de grond van goede hoedanigheid is, wordt deze houtsoort wel gemengd aangeplant met eik of andere soorten.

In de kweekerij wordt begin April ong. ¾ —1 K.G. zaad per Are gebruikt, op krachtig bemesten, goed verkruimelden grond. Het zaad wordt 1—2 c.M. bedekt. Bij te dichten stand moeten de jonge planten worden uitgedund tot ten hoogste ong. 400 per M.Het volgende voorjaar worden de dennetjes uitgeplant of verspeend op 10 bij 15 c.M. afstand.

Litt. Tutein Nolthenius, Handleiding voor het aanleggen en behandelen van grove-dennenbosschen.

< >