Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Groot-Privilegie

betekenis & definitie

Groot-Privilegie - Algemeen charter voor de Nederlandsche gewesten, door de Staten-Generaal, in Gent vergaderd, aan Maria van Bourgondië afgedwongen, 11 Febr. 1477. De vergadering te Gent, reeds voor de catastrophe van Nancy (5 Jan. 1477) te zamen geroepen om subsidies en troepen te bewilligen, wierp zich op tot een soort „assemblée constituante”, gerechtigd om aan de Nederlanden een gemeene wet en een nieuwen grondslag voor hun bestuur te verschaffen. De strekking van dit Gr. Pr. is louter réactionair, gericht tegen de centralisatie der Bourgondiërs, die vooral onder Karel den Stouten zeer sterk gespannen was geweest; een herstel alzoo van het provinciaal particularisme.

De organen der Bourgondische centralisatie, waarin vreemdelingen als ambtenaren den vorstelijken wil hadden gediend, leden den zwaarsten aanval: het parlement van Mechelen werd kortweg afgeschaft. Een „Groote Raad”, gevormd uit een kanselier en 23 leden, door de hertogin te kiezen uit de verschillende staten, en die haar ter zijde zou staan bij het algemeen bestuur, had slechts een schijn van centrale bevoegdheid. Het zwaartepunt der regeering wilde het Gr. Pr. verleggen van den vorst naar de Staten-Generaal: deze mogen vergaderen, wanneer ze willen, en dat zonder voorafgaande samenroeping. Zonder de toestemming dier staten mag de hertogin zelfs geen defensieven oorlog voeren.

Naast dit algemeen Gr. Pr. stonden bijzondere concessies voor de afzonderlijke provinciën, eveneens Groot-Privilegie geheeten; zoo, 14 Maart 1477, voor Holland en Zeeland. Particularisme en eigenbelang zegeviert in deze afgeperste bewilligingen.

Lang is het Gr. Pr. niet van kracht gebleven. In het algemeen gold de regel, dat een vorst niet door de privilegiën zijner voorgangers gebonden was, maar slechts door die bijzondere rechten, die hij bij zijn inhuldiging bezwoer. Toen Filips de Schoone in 1494 werd ingehuldigd, erkende hij het Gr. Pr. niet, en daarmede was dit staatsstuk, dat slechts verwarring had gesticht, vanzelf vervallen. Als uitdrukking van de wenschen der Nederlanders blijft het echter merkwaardig; evenzeer als aanduiding van de beginselen, die een eeuw later bij den opstand triomfeerden.

< >