Glimontlading - vorm van gasontlading, waarbij ionisatie plaats heeft niet alleen aan de electroden, doch in de geheele gasmassa, waar de ontlading plaats vindt. In een gas (b.v. lucht) van den druk der atmospheer heeft g. plaats, zoolang de vonken, die tusschen de electroden overspringen, zwak lichtgevend zijn. Betrekkelijk gemakkelijk gaat de g. dan over in de boogontlading, waarbij de damp der electroden aan de ontlading deelneemt, de vonken zijn dan zwaarder en sterk lichtgevend (zie ELECTRISCHE VONK)) Beter is de g. waar te nemen, wanneer de ontlading overgaat in een verdund gas, b.v. in eene Geissler’sche buis. Aan de ontlading zijn dan verschillende deelen te onderscheiden.
De kathode is met een zeer dun lichthuidje bedekt, waarop de donkere kathoderuimte (donkere ruimte van Crookes) volgt. Hieraan sluit zich het negatieve glimlicht aan. Zoowel hier als in het lichte huidje om de kathode heeft ionisatie plaats; het potentiaalverval, dat in de donkere ruimte van Crookes zeer groot is, is in het negatieve glimlicht veel kleiner. Naar de zijde der anode volgt dan de donkere ruimte van Faraday, waaraan zich het anodelicht, ook wel het positieve licht of de positieve lichtzuil genoemd, aansluit, dat zich tot aan de anode uitstrekt. Dit laatste kan soms uit een aantal lichte en donkere lagen (striae) bestaan. Er volgen dus in de buis gebieden op elkaar van grootere en kleinere lichtintensiteit; in de eerste is het potentiaalverval klein, de dichtheid der ionen groot, in de andere is het tegenovergestelde het geval. De verklaring hiervan is niet moeilijk. Is ergens een gebied van groote ionendichtheid, dus klein potentiaalverval en groote lichtintensiteit (tengevolge van de hereeniging der ionen), dan gaan hiervan uit b.v. de negatieve ionen naar de anode, gehoor gevende aan de electrische kracht.
Dientengevolge ontstaan in eene volgende laag negatieve ladingen, die eene toeneming der electrische kracht meebrengen. Deze neemt zoolang toe verder naar de anode, totdat ze zoo groot is geworden, dat er ionisatie kan plaats vinden. Is zulks het geval, dan neemt de electrische kracht weer af. Derhalve zullen in het algemeen lagen van grootere en kleinere dichtheid der ionen met elkaar moeten afwisselen. Het mechanisme der g. is echter tengevolge van verschillende andere factoren zeer samengesteld, zoodat eene verklaring tot in bijzonderheden gaande moeilijk is. Het potentiaalverschil noodig, om eene g. teweeg te brengen, is van verschillende omstandigheden afhankelijk, o. a. van de stroomsterkte en den druk van het gas. Het verband met de stroomsterkte is vrij samengesteld, terwijl, wat den druk aangaat, bij eene bepaalde waarde er van, die weer met verschillende omstandigheden samenhangt (omkeerdruk), het potentiaalverschil voor eene bepaalde stroomsterkte een minimum is.