Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Froissart (jean)

betekenis & definitie

Froissart (Jean), geb. te Valenciennis in 1337, met Villehardouin, Joinville en Commines een van de groote Fr. kroniekschrijvers. Daar de koophandel, het bedrijf van zijn vader, hem niet aantrok, werd hij „Clerc”, vertrok in 1361 naar Engeland, waar koningin Philippa, de vrouw van Eduard III, een Henegouwsche, hem met onderscheiding ontving. Verscheidene jaren had hij, in haar onmiddellijke omgeving, gelegenheid kennis te maken met het schitterendste hofleven van dien tijd. Daarna vertoefde hij te Bordeaux, bij den prins van Wales, die hem als zijn officiëelen kroniekschrijver beschouwde, maakte een reis door Italië, bezocht Milaan, Bologna, Florence en Rome.

In de Zuidelijke Nederlanden teruggekeerd, vond hij daar nieuwe beschermers in den hertog en de hertogin van Brabant, in Albrecht van Beieren, graaf van Holland, en Henegouwen, en vooral in Gui de Blois, heer van Beaumont en Chimai. Door dezen werd hij eerst met het winstgevende ambt van pastoor te Estinnes, later met dat van kannunik te Chimai begiftigd. In zijn pastorie begon hij in zijn vluggen, levendigen stijl aanvankelijk erg Engelsch gezinde Chroniques op te stellen. Hij behandelde de gesch. van de jaren 1307—1400 en is derhalve een belangrijke bron voor de gesch. van den Honderdjarige oorlog. Voor de samenstelling maakte hij gebruik van inlichtingen hem op zijn reizen door allerlei personen verstrekt, terwijl zijn kennis van landen hem te stade kwam voor het schilderen van zeden en gewoonten. Onpartijdig is hij echter niet. Men kan duidelijk den invloed merken dien hij onderging aan ’t Eng. hof, den Franschen invloed van Guy de Beaumont en den Bourgondischen van Willem van Oostervant. Onder den invloed van zijn beschermheer Werd zijn oordeel over Frankrijk allengs gunstiger.

Ten behoeve van zijn kronieken ondernam hij nog vele reizen, o.a. in het Zuiden van Frankrijk, waar hij, te Avignon, den paus zag; hij bezocht ook eenige malen Parijs, verder Mortagne, Abbeville, Middelburg en stak ook, in 1395, naar Engeland over, waarvan hij zooveel heerlijke herinneringen bewaard had. Hij stierf na 1404. F. is niet alleen een beroemd kroniekschrijver; hij is ook een van de beste en smaakvolste dichters van de 14e eeuw. In zijn jonge jaren dichtte hij een autobiographie: l’Epinette amoureuse, gevolgd door Buisson de jeunesse, en op lateren leeftijd: Meliador, le Dit du Florin, een bittere klacht over zijn verblijf te Avignon, waar men hem zijn geld ontstolen had, Paradis d'amour, l’Orloge amoureux, en andere. Het hoofdwerk van F. omvat bijna honderd jaar van de geschiedenis van Frankrijk, Engeland, Vlaanderen, Schotland en Spanje.

Een halve ec uw lang heeft hij gereisd, onderzocht, gespeurd, „geïnterviewd” om feiten te verzamelen. Al stelt hij zich voor deze in zijn kroniek te verklaren en op te helderen, en aan zijn werk het karakter van een school voor dapperheid en ridderlijkheid te geven, feitelijk is hij voor alles een verteller, zonder eenige wijsgeerige diepte, wien de misdaden der door hem vereerde grooten evenals het lijden van de maatschappelijke misdeelden koud en overschillig laten, steeds vol welwillendheid voor zijn Weldoeners, wier tegenstrijdige meeningen hij achtereenvolgens gevleid heeft. Maar wat men hem niet ontzeggen kan, dat is het buitengewoon talent, waarmee hij de riddermaatschappij van zijn tijd, haar goede en slechte eigenschappen, haar hoofsche vormen en haar ruwheden in zijn kronieken geschilderd heeft. Zijn werk eindigt met den tragischen dood van Richard II.

Zie: Debidour, Les Chroniques, II, 1892; G. Paris et Jeanroy, Extraits des Chroniqueurs, Paris, 1893; Kervyn d) Lettenhove, Etude sur la vie de Froissart, in de uitg. der Chroniques van Froissart, I, 1870; Mme. M. Darmesteter, Froissart, Paris, 1894.

< >