Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Eeden (frederik willem van)

betekenis & definitie

Eeden (frederik willem van) - Nederl. letter-kundige, werd 1860 geboren te Haarlem als zoon van den bekenden plantkundige en stichter van het Koloniaal Museum, F. W. v. Eeden, stu-deerde te Amsterdam in de medicijnen, promo-veerde in 1886 op een proefschrift: Kunst-matige voeding bij Tuberculose, practiseerde eenigen tijd te Bussum, had vervolgens te Am-sterdam met Dr. A. W. van Renterghem een kliniek voor psychische geneeswijze (1887—95).In ’95 vestigde hij zich te Bussum, waar hij zich vooral met letterkundigen arbeid bezig hield, en stichtte in 1898 de coöperatieve landbouwonder-neming met gemeenschappelijk grondbezit „Wal-den” (naam, ontleend aan den titel van het boek van den Amerikaanschen wijsgeer Thoreau) als uitwerking zijner maatschappelijke ideeën, die hijuiteengezet had in een artikel Werk en Brood (De Gids, 1897, I). Evenals zijne kolonie ging ook de door hem opgerichte coöperatie „De Eendracht”te Amsterdam spoedig te niet. Men zie over zijn ervaringen in dezen „de Pionier” en Studies IV en V. In 1908 en ’09 maakte hij reizen in Amerika en hield hij oeconomische lezingen, om zijn denkbeelden bekend te maken.

In 1886 huwde hij met Martha van Vloten (dochter van Prof. Dr. J. v. Vloten), in 1907, na de ontbin-ding van dat huwelijk, met Geertruida Everts.Tegenwoordig bepaalt hij zich bij zijn letter-kundigen arbeid en tot het houden van lezingen.Is ook redacteur van de Groene Amsterdammer.Wat zijn literaire loopbaan betreft: hij behoorde tot de groep letterkundigen, die „De Nieuwe Gids” oprichtten: van ’85—’93 was hij lid der redactie, zijn debuut in dit tijdschrift was een dichterlijk-wijsgeerig sprookje De kleine Johan-nes, dat hem dadelijk groote bekendheid gaf, en tot nu toe herhaaldelijk herdrukt werd; in 1905 verscheen De kleine Johannes II, in 1906 De kleine Johannes III. De vervolgen staan niet op de hoogte van het eerste deel. Een groot aantal werken zagen en zien van hem in onafgebroken volgorde het licht. Van zijn grootere gedichten noemen wij: Ellen, een lied van de smart (1891),Lied van schijn en wezen I (1895), Dante en Bea-trice (1909), Het Lied van schijn en wezen II (1910)Verzamelde verzen-, Enkele verzen (1898); Van de passielooze Lelie (1901); onder het ps. Cornelis Paradijs, Grassprietjes (1886 parodieën opTollens e. a.); romans Johannes Viator (1895 wijsgeerig); Van de koele meren des doods (1900);De Nachtbruid; de Gedenkschriften van Vico Muralto (1909); Sirius en Siderius (1912). Too-neelwerken, waarvan sommige niet bestemd zijn voor vertooning: Frans Hals (kluchtspel,1884); Het Poortje (1884); Het Sonnet (1884);De student thuis (1886); Don Torribio (1890);De Broeders, tragedie van het recht (1894);Lioba (1897); Minnestral (1907); De Idealisten; 't Paleis van Circe (1910); In kenteren Getij (1913); De Heks van Haarlem (1914).

Op medisch gebied: Het beginsel der psycho-therapie (1892); De Psychische geneeswijze (1888);Op sociologisch terrein: Waarvan leven wij? (1899); Binnenlandsche kolonisatie (1901); De Blijde Wereld (1903); Vae Victis (1903); Vrije arbeid op Walden (1906), diversen: Aan den Keizer aller Russen (1890); Open brief aan Pad-vinders (1911). Verschillende opstellen op alle mogelijk terrein bevatten zijn 6 bundels Studies(1890, 1894, 1897, 1904, en 1908). Vertalingen van den Oosterschen dichter Rabindranath Tagore Wij-zangen (1913); De Hoovenier (1914),Sadhana (2 dln 1918) en Chitra (1918) en Elsa Barker, Brieven van Generzijds (1915) en Oor-logsbrieven van Generzijds (1916). In verband met zijn intiemer leven zijn te noemen Brie-ven, Fragmenten (1907) en Paul's ontwaken(naar aanleiding van den dood van zijn zoon 1913). Verschillende zijner werken zijn vertaald:De kleine Johannes in het Duitsch (2 maal, door Anna Fles, 1892 en door E. Otten, 1908),Fransch, Engelsch, Russisch, Deensch, Zweedsch, Tjechisch, Italiaansch; Ellen in het Duitsch door Otto Hauser; Koele Meren, Blijde wereld,Johannes Viator, Ysbrand, Lioba, Nachtbruid in het Duitsch door Else Otten. De meeste zijner boeken beleefden herdrukken; hij is een zeer geliefd schrijver, ondanks het feit, dat hij om zijn werk en om zijn persoon vele aanvallen heeft te verduren gehad. In 1893 werd hij door zijn mederedacteuren heftig becritiseerd, het-geen zijn uittreden uit de N. Gids ten gevolge had.

In 1902 publiceerde hij een artikel in de XXste eeuw, over Woordkunst, waarin hij tal van bekende letterkundigen afbrak: een penne-strijd ontstond tusschen hem en van Deyssel,hetgeen tot een breuk met dezen leidde. Hij heeft een bijzondere eigen spelling, waarover hij in „de Samenleving” 1910—11 en in „de Gids”van 1912 zijn denkbeelden uiteenzette. Van de litteratuur over hem kunnen wij slechts enkele opstellen vermelden: Jan Ligthart, Letterkun-dige studiën I (commentaar op De kleine Jo-hannes, 1901); van Deyssel, Verz. Opst. III 73;A. Verweij, Letterkundige kritiek, 1894; C. K.Elout in „Woord en Beeld”, 1900,317 v.v. Vooral de karakteristiek van I. Querido, Studiën(Tweede Bundel, 187).

< >