E (wisk.), - symbool voor het transcendente (dus ook onmeetbare) getal 2,71828.., het grondtal der natuurlijke logarithmen (logarithmen van Napier). Het kan beschouwd worden als de limiet, waartoe de waarde van de uitdrukking (1 + 1/n)n nadert, wanneer n hoe langer hoe grooter wordt genomen. Dat e een transcendent getal is (d. w. z niet voldoet als wortel aan eenige algebraïsche vergelijking met geheele coëfficiënten) is eerst in 1873 door Hermite bewezen; het bewijs is later vereenvoudigd door Hurwitz en Gordan. Van de transcendentie van e is die van π het gevolg, waaruit weer de onmogelijkheid van de z.g. „quadratuur van den cirkel” volgt.
De functie y = ex (exponentieele functie) speelt in de wiskunde een voorname rol. Haar differentiaalquotient (zie DIFFERENTIAALREKENING) is weer ex (dy/dx = ex). De omkeering van de exponentieele functie is de natuurlijke logarithme : x = elog y. Met de exponentieele functie hangen samen de hyperbolische functies sh x = ex-e-x/2 en ch x = ex + e-x/2 en de goniometrische functies sin x = eix-e-ix/2i, cos x = eix + e-ix/2 (i = √-1). De exponentieele functie kan ontwikkeld worden in een reeks naar opklimmende machten van x : ex = 1 + x + x2/1 X 2 + x3/1 X 2 X 3 + x4/1 X 2 X 3 X 4 + ….