Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Duiveland

betekenis & definitie

Duiveland - 1) Oostelijk gedeelte van het Zeeuwsche eiland Schouwen-Duiveland. Vóór 1610 was het een afzonderlijk eiland, genoemd naar een toen bestaand water de Duvel-ee. In dat jaar werd de Gouwe of Golde, die D. van Schouwen scheidde en reeds grootendeels verzand was, afgedamd. Ten N. van D. lag het eiland Dreischor (ontstaan uit 3 schorren), dat in 1284 door het ontstaan van het Dijkwater in tweeën werd gescheiden.

Het grootste Westelijke deel werd ± 1400 door de bedijking van het N. gedeelte van de Gouwe met Schouwen verbonden, het kleinste O.-einde (St. Jansland) door de bedijking van het z.g. Oosterland in 1352 aan D. gehecht. De afscheiding tusschen Schouwen en Duiveland, het Dijkwater, is gedeeltelijk een inham aan de N.-kust, gedeeltelijk slechts een smal boezemwater, waarop eenige polders loozen, en vanwaar het water uitstroomt in de haven van Zierikzee. De polders van D. staan op zichzelf. De oudste en laagste worden bemalen, de Vierbannenpolder die tot 1 M. – A.P. ligt en de nog iets lager gelegen polder Oosterland; voor de in 1465 ingedijkte polder Oost-D., die ± 0.50 M. + A.P. ligt, is dit niet noodig. Het tegenwoordige Duiveland heeft een uitgestrektheid van ongeveer 75 K.M.2, verdeeld over vier gemeenten: Nieuwerkerk, Oosterland, Ouwerkerk en Bruinisse, die gezamenlijk een bevolking van ruim 7000 inwoners tellen.

De grond is zeeklei, die hoofdzakelijk als bouwland in gebruik is, zoodat landbouw het voornaamste bedrijf der bevolking is. Tarwe, aardappels, peulgewassen, suikerbieten, vlas zijn de hoofdproducten. Aan de kusten wordt ook visscherij bedreven, vooral te Bruinisse, dat veel oesters en mosselen in den handel brengt. Van de eilanden Tolen en St. Filipsland is D. gescheiden door de wateren: Keeten, Mastgat en Zijpe, die deel uitmaken van den waterweg Rotterdam—Antwerpen. Zie verder ZEELAND.