Diepangsmerken. Een schip behoort aan weerszijden drie stel diepgangsmerken te hebben: 1) De achterste merken staan daar, waar het schip den grootsten diepgang heeft; men neemt daarbij het laagste punt als nulpunt aan; bij een overhangend roer of overhangende schroef rekent men dus van den onderkant daarvan. 2) De voorste merken staan bij schepen met een rechte kiel op den voorsteven en bij schepen met oploopende kiel, ter hoogte van het eindpunt van de rechte kiel. Het nulpunt is dan het einde van de rechte kiel. 3) De middelste merken staan ter hoogte van het grootspant en het nulpunt is daarbij de onderkant van kiel of kielplaat. De merken worden aangebracht met Arabische cijfers. Bij schepen van meer dan 100 ton zijn deze 10 c.M. hoog en bij kleinere vaartuigen 5 c.M. Zij wijzen den diepgang per dubbelen decimeter aan, zoodat de onderkant van het cijfer de maat aanwijst.
Is bijv. 48 bedekt, dan is de diepgang = 49; staat 48 juist geheel vrij, dan is hij 48. Op donkeren grond zijn de merken wit, op lichten grond zwart. Het bovenste merk van elk stel moet ingehakt zijn. De merken moeten loopen vanaf 0.5 M. boven de toegeladen lastlijn tot op de leege lastlijn bij schepen van meer dan 100 ton. Bij kleinere schepen loopen zij van af 0.25 M. boven de toegeladen lastlijn.
