Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Danzig

betekenis & definitie

Danzig (Poolsch Gdansk), hoofdstad der Pr. prov. West-Pruisen en van het regeeringsdistr. D., dat een opp. heeft van 7960 K.M.2 met 743.000 inw.; vesting van den tweeden rang. D. is fraai gelegen aan den linkeroever van den Westelijken, thans dooden arm van den Weichsel, omstreeks 6 K.M. van de Oostzee.

De Mottlau doorstroomt D. in 2 armen. Aan de Westzijde der stad loopt de Radaune, die in ’t N. van D., met de Mottlau vereenigd, in den Weichsel stroomt. De ligging in vruchtbare omgeving bij den Weichselmond aan den voet van het Pommersche merenplateau is gunstig. Reeds omstreeks 1000 wordt hier een Slavische nederzetting vermeld. De hertogen van Pommerellen bevorderden op tweeërlei wijze het binnendringen van Duitschers: ze stichtten kloosters (Oliva 1180) en ze lokten kooplieden door privilegiën. Zoo ontstond naast de Slavische, een voorloopig nog maar kleine Duitsche nederzetting. In het begin van de 14e eeuw drong de Duitsche orde binnen. Onder haar heerschappij breidde de stad zich aanzienlijk uit.

In ’t begin der 17e eeuw verkreeg ze haar tegenwoordigen vorm. In 1793 kwam D. aan Pruisen en herkreeg door de verdeeling van Polen haar natuurlijk achterland. Maar die nieuwe bloei was van korten duur. In de Napoleont. oorlogen leed de stad veel onder de herhaalde belegeringen en het continentale stelsel. In 1814 waren er nog maar 16.000 inwoners; nog zelfs heden zijn de voorsteden, die toen vernield werden, niet weer herrezen. In 1895 slechtte men ten minste de wallen in ‘t W., die de uitbreiding der stad het sterkst belemmerden. Tusschen de haven Neufahrwasser en de stad wordt nu een nieuwe stad gebouwd, in verband met den zich ontwikkelenden handel en industrie. Zoo kon de binnenstad haar oud karakter bewaren. — D. heeft een ouderwetsch voorkomen.

Uit de geheele architectuur spreekt nog dezelfde krachtige patriciërsgeest, die zich in vorige eeuwen op staatkundig en economisch gebied deed gelden. Van de poorten is de „Hohe Thor” in ’t W. der stad de mooiste, geldt zelfs voor een der schoonste Duitsche bouwwerken der 16e eeuw. Onder de gebouwen zijn de voornaamste het Gotisch raadhuis met een sierlijken, 82 M. hoogen, toren en de Evang. hoofdkerk St. Maria. De Technische Hoogeschool heeft 650 studenten. D. is een vesting met inundatiewerken. Weichselmünde beschermt de haven. D. telt 205.000 inw., waarvan ⅔ Prot. en ⅓ Kath.

Slechts 2300 spreken uitsluitend Poolsch. Scheepsbouw is verreweg de belangrijkste tak van bedrijf. Naar het aantal arbeiders neemt D. onder de Duitsche werven de 4e plaats in. Behalve de Marinewerf, met over de 5000 man personeel, heeft men o.a. de filiaal van de Elbinger Schichauwerf met 3000 man. Op het eiland Holm, door den Weichsel in ’t N. van de stad gevormd, verrijzen tegenwoordig hoogovens met zeer belangrijke ijzerindustrie (zie DUITSCHLAND). De voornaamste andere industrieën staan met den scheepsbouw in verband; overigens heeft D. zeer veelzijdige nijverheid. — In de 15e eeuw, toen D. lid van de Hanze was, bereikte de handel den hoogsten bloei. Door aansluiting bij Polen kwam daarbij nog de Poolsche handel, maar werd D. ook meegesleept in het verval van dit rijk. Oudtijds was het uitvoerhaven voor koren en hout, de producten van het achterland.

De aansluiting bij Pruisen gaf wel nieuwen bloei, maar ook een grens, die het met douanerechten afsloot van zijn natuurlijk achterland. Van den geheelen handel der Duitsche kust (in- en uitvoer samen, zoowel te water, als te land) heeft Danzig 6%. Er is een Nederl. Consulaat. — In de stad heeft men nog de oude en de nieuwe Mottlau met haar achtergrond van pakhuizen en wallen. Voor de groote vaart zijn de talrijke bruggen echter te lastig en is men op den dooden Weichsel aangewezen. Daarvan is het eerste deel ten O. van D. slechts voor vaartuigen van geringen diepgang te gebruiken; het volgende stuk ten N. van de stad daarentegen voor zeeschepen. 2 K.M. verder splitst ze zich in 2 armen, die zich later weer vereenigen en zoo het eiland Holm (met de hoogovens) vormen. De West., halfcirkelvormige, arm is het eigenlijke vaarwater; de Oost., de Keizershaven, 7,5 M. diep met haveninrichtingen aan beide zijden. Het laatste deel van de Weichsel bij Neufahrwasser (met vrijhaven) heet havenkanaal, 970 M. lang en 26 M. breed.

Besloten is, het op 100 M. te verbreeden en de haven, die van een grooten steenen dam en 2 vuurtorens voorzien is, te vergrooten. De reede en de invaart worden over ’t algemeen door West. en Zuid. winden ijsvrij gehouden. Slechts bij Noordenwind en strenge vorst ligt de haven dicht. Toch kunnen ook dan groote stoombooten meestal wel binnenkomen. De Weichsel tusschen D. en Neuf. vriest in strenge winters toe. — De reederij is veel minder dan vroeger: in 1911 35 stoomb. (22.800 t.) en 4 zeilsch. (146 t.). Groote stoombootmaatsch. zijn er niet. — Het scheepsverkeer is sedert 1871 verdubbeld.

In 1909 werden in- en uitgeklaard 4582 schepen (1.715.000 t.), waarvan 54% Duitsche, 12% Deensche, 11% Britsche, 9% Noorw., 9% Zw., 3% Nederl. De scheepvaart is gericht op Hamburg, Stettin en den Rijn, op Noord-Europa en ook wel op Noord-Amerika. —Ingevoerd werden: huiden, koffie, haring, steenkool, katoen, ijzer en ijzerfabr. enz.; voor den uitvoer komt suiker met het leeuwenaandeel, voorts rogge, bewerkt hout, tarwe, meel, ijzerfabr. — De Weichsel is ’s zomers door de droogte vaak te ondiep; ’s winters bevroren. — Het vervoer per spoor is daardoor belangrijker. — Ten O. van D. reiken de lage weiden tot aan de bastions der stad. Ten W. verheft zich de rand van de Pommersche hoogvl. met Bisschopsberg, Hagelsberg, enz. Hier liggen ook de bloeiende voorsteden. Van D. voert een prachtige lindenlaan naar Langfuhr, de mooiste voorstad op 4 K.M. ten N.W. van D. Voorbij Oliva volgt langs de zee een rij van druk bezochte badplaatsen.

Litteratuur: Schultz, D. u. seine Bauwerke (Berl. 1873); Sonntag, Geolog. Führer d.d. Danziger Gegend; D.u. seine Bauten (Festschr. Berl. ’08); Hirsch, Ueber die geogr. Lage u. Entwick. D.’s (Königsb. ’12); Simson: Geschichte der Stadt D. (’13).