Cycloon - (tropische). De zware wervelstormen der tropische zeegebieden, welke soms ook een deel hunner baan over land afleggen, hebben, ofschoon in aard en wezen niet verschillend, in de drie oceanen niet denzelfden naam. Men spreekt van typhoons in de Chineesche Zee; in den Zuidelijken Stillen Oceaan, in den Indischen Oceaan, de Golf van Bengalen en Arabische Zee van cyclonen, terwijl de West-Indische wervelstormen bij voorkeur orkanen genoemd worden. Tusschen een cycloon en den ons welbekenden winterstorm bestaat eigenlijk geen fundamenteel verschil; soms is de laatste een voortzetting van den eerste. Voorbeelden zijn bekend van orkanen, die bij de Kaap Verdische Eilanden ontstonden, langs West-Indië, de Amerikaansche Oostkust en Newfoundland trokken, om tusschen Schotland en Noorwegen te niet te loopen.
Gewoonlijk heeft de cycloon een kleiner stormveld dan de storm. Ook is het luchtdrukverval en daarmede de windkracht in den cycloon gewoonlijk grooter dan in den storm. Vooral in de binnenste deelen van het cycloongebied komen groote windkrachten voor en verwoestingen, waarvan men zich geen idee kan vormen, worden aangericht. Bij een typhoon, die in Augustus 1915 over Shanghai trok, werden de kruisen van twee kerktorens omgebogen over hoeken van 60° en 30°. Windsnelheden van 50 — 60 M. p. s. en dit wel gedurende eenige uren, dus geen windstooten, komen voor; bij een zwaren storm op onze kust is de snelheid 20—25 M. p. s. In het centrum van den cycloon komen soms wel eens lagere barometerstanden voor dan in het centrum van een gewonen storm, maar waar in een storm het stormveld duizenden kilometers middellijn heeft, bedraagt deze in den cycloon slechts honderdtallen.
Het gevolg is dus, dat het luchtdrukverval grooter is in den cycloon; de gradiënt bereikt soms een bedrag van 25-35 m.M. In den cycloon vindt men dikwijls een windstil centrum; dit ontbreekt gewoonlijk in den storm. Door de naar het centrum convergeerend toestroomende lucht, heerschen rond dat centrum verschillende naar een klein gebied convergeerende windrichtingen. De hierdoor ontstane golven ontmoeten elkaar in het binnenste deel van het stormveld en geven aanleiding tot de gevreesde kruiszee (Cross-sea, Kreuz-see). Indien het stormveld de kust overtrekt, kunnen vooral in toppen van baaien, zooals de Golf v. Bengalen, zware overstroomingen optreden, welke daar aan honderdduizenden het leven hebben gekost. De tropische cycloon ontstaat in het gebied van den zich verplaatsenden equatorialenstiltegordel. Deze moet daartoe op voldoende geografische breedte liggen, om den invloed der aardrotatie groot genoeg te doen zijn om een wervel in stand te houden (afhankelijk van sin ȹ). Ten Z./N. van 8° N./Z. breedte komen geen cyclonen, enz. voor. De jaarlijksche gang van de frequentie der cyclonen, typhoonsenorkanen houdt hiermede nauw verband.
Onderstaande tabel geeft het percentage dier frequentie.
J F M A M J J A S 0 N D Golf v. Bengalen. 2 0 2 8 18 9 3 3 5 27 16 8 Arab. Zee. 6 0 4 13 19 21 1 0 2 11 21 2 Zuid. Ind. Oceaan. 22 19 18 15 6 1 0 0 0 1 8 10 Westelijke deel Stille Oceaan. 30 18 28 6 1 0 0 0 1 1 3 12 Tynhoons. 1 0 1 2 4 9 17 17 21 14 10 4 W. Ind. Orkanen. 0 0 0 0 1 6 4 25 32 31 1 0 Voorboden voor het naderen van een tropischen cycloon zijn eigenaardige wolkenvormen van het cirrustype met daarin voorkomende optische verschijnselen (halo’s), bijzonder kleurige zonsondergang enopkomst, bijzonder groot zicht en doorschijnende atmosfeer, windrichting niet overeenkomende met die, welke men voor den tijd van het jaar zoude verwachten, hooge deining uit Oostelijke richting als de cycloon een Westelijke baanrichting heeft enz., luchtdrukking beneden normaal en ten slotte de dagelijksche gang in de luchtdrukking verstoord. Een of meer dezer verschijnselen in onderling verband en samenhang beschouwd, kunnen dagen lang van te voren waarschuwen voor nabijzijnd gevaar.
Voor typhoons, cyclonen en orkanen worden de zeevarenden in verschillende zeeën gewaarschuwd met de draadlooze; deze geeft plaats van het centrum, bewegingsrichting en snelheid op. De bewegingsrichting is aanvankelijk West tot Westzuidwest, buigt daarna op N./Z. breedte naar N./Z. om en gaat vervolgens in Noordoostelijke (N.B.) of Zuidoostelijke (Z.B.)richting over. De snelheid van voortbeweging is in de Westelijke takken en in het ombuiggedeelte der baan gering en wordt later grooter; een 12—14 mijls stoomer kan een cycloon ontloopen. Zie WIND.